Een kaartenhuis: risicomanagement (ook tijdens een crisis)

De afgelopen weken heb ik mij verdiept in Douglas W. Hubbard’s The Failure of Risk Management: Why It’s Broken and How to Fix It (New York 2009). Dat thema is erg interessant, vooral in het licht van de economische crisis die we op dit moment doormaken en de uitwassen die die crisis hebben bespoedigd. Ik heb daar hier al verschillende posts aan gewijd. Deze maand verscheen in Nederland tevens een onderzoeksrapport over risicomanagement, dat de conclusies van Hubbard, waarover later meer, in mildere taal bevestigt. Dat dat onderzoek door een aantal zwaargewichten uit het wetenschappelijke accountancy-, controlling- en governance-domein is uitgevoerd, geeft te denken. Zeker wanneer we dat in combinatie zien met het bovengenoemde boek van Hubbard.

Al in het voorwoord van het rapport (blz. 3) laten de onderzoekers hun conclusies de vrije loop: ‘Over de slotconclusies zijn we het wel eens. Risicomanagement staat nog in de kinderschoenen en de vooruitgang die in de afgelopen vijf jaar op dit terrein is geboekt is bepaald mager te noemen. Risicomanagement heeft onvoldoende geholpen de gevolgen van de crisis te beperken. De suggestie dat de wereld veiliger was geworden dankzij de verworvenheden van risicomanagement – zoals sommigen in de financiële sector ons hebben willen doen geloven – is volkomen misplaatst. Om te stellen dat de crisis mede is veroorzaakt door de toepassing van risicomanagement is echter weer te stellig. Wel is het zaak verder na te denken over wat risicomanagement wel en wat het vooral niet kan’. Douglas Hubbard is wat minder mild.

Continue reading

Share This:

De economische waarde van integriteit

Mijn vorige post over de falende bestuurlijke elite wees op het verlies aan integriteit, waarmee deze elite een belangrijke rol speelde in het ontstaan van de huidige crisis. Het verlies aan vertrouwen in de maatschappij in die bestuurlijke elite is een gevolg van dat verlies aan integriteit. Integriteitsverlies kan grote economische consequenties hebben. Want, zoals Anna Bernasek stelt in haar in januari van dit jaar verschenen boek The economics of Integrity, integriteit is van zeer grote economische waarde.

Als we, zo zegt ze,ignore the important ways that people cooperate to create wealth, we miss the most valuable source of wealth creation imaginable. Recognizing the true value of relationships, we can build stronger relationships and create and share greater wealth. It’s a powerful way to reinvigorate the economy’ (blz. 2).

Haar boek is ‘a tool kit for creating integrity anywhere in the economy. When policy makers are thinking about changing health care, reforming the tax system, or improving the financial system, they can use these tools to systematically build value. I encourage readers to see that integrity unlocks enormous opportunities for wealth creation that we may not yet imagine’ (blz. 3). Om die stelling te onderschrijven is het wel nodig om de persoonlijke, morele benadering van integriteit achter ons te laten, of beter: op te doen gaan in een meer collectieve vorm van integriteit, een, wat ze noemt, ‘strategic view of integrity’ (blz. 12). Juist deze collectieve integriteit is ‘good economics’.

Die collectieve integriteit kent twee componenten, door Bernasek aangeduid als ’trustworthiness’ en ’trust’. Het eerste wijst er op dat ‘someone is following the rules, telling the truth, and being careful on the job’. Het tweede: ‘believing the seller’s trustworthiness’ (blz. 35). En dan volgt een wat problematische zin, namelijk: ‘When you have both trustworthiness and trust, you have a relationship of trust and integrity. That relationship – that integrity – is an asset that produces economic value’ (blz. 35-36). Begrippen met verschillende betekenisinhoud worden hier – zonder uitleg – op een hoop gegooid. ‘Integrity’ wordt eerst in persoonlijke, en vervolgens in collectieve zin gebruikt. Het maakt de uitspraak niet minder valide, maar ik mis een uitleg over het verschil tussen ‘vertrouwen’ en ‘integriteit’. En dat is jammer, want de afgelopen jaren is er veel gepubliceerd over de effecten van ’trust’ en ’trusted computing’. Wat wel nieuw is in dit boek van Bernasek, is de extreme koppeling van ’trust’ en ‘integrity’ aan de creatie van economische waarde.

Continue reading

Share This:

Het falen van de bestuurlijke elite

De crisis van nu is niet zo erg als in de jaren ’80. Er zijn immers minder werklozen dan toen, we hebben een minder grote staatsschuld, de inflatie is veel lager en de export blijft hoger. Er is echter wel een fundamenteel verschil: de besturende elite wereldwijd faalt als nooit tevoren en de vertrouwens­crisis als gevolg daarvan is enorm.

In het afgelopen decennium heeft iedere ‘systeem-organisatie’ in de samen­leving (in Ne­derland, maar ook wereldwijd) zichzelf het imago van corrupt, incompetent, amoreel, onbetrouw­baar en niet integer bezorgd. Denk aan:

  • het graaien in de top van het bedrijfsleven;
  • overmatige onkostenvergoedingen en ‘gouden handdrukken’ bij bestuurders van publieke en private instellingen;
  • duistere transacties in de vastgoedwereld met het doel beleggers een poot uit te draaien;
  • frauduleuze transacties door directeuren van woningcorporaties;
  • negeren van wettelijke regels door overheden;
  • het ontlopen van verantwoordelijkheid door kerkelijke leiders voor bekend misbruik van jongeren door religieuzen;
  • het doen van allerlei politieke beloften om die vervolgens te negeren;
  • wetenschappers, die door idealen en financieel gewin verblind, de waarheid van onder­zoeksresultaten geweld aan doen; en
  • het weglopen voor politieke verantwoordelijkheid als ‘slechte’ tijden aanbreken.
Continue reading

Share This:

”t guet tot Bussel met alle toebehoorten’

Zaterdagmiddag 20 maart vond in het gemeenschapshuis van Asten een familiereünie plaats van de familie (of misschien beter: het geslacht) Van Bussel. De aanleiding: de verschijning van het kloeke boekwerk: Genealogie Van Bussel, 1531-2010 (Asten 2010). Een gezellige bijeenkomst, die ieder weer eens wees op het feit dat de Van Bussels het ‘gaat heen en vermenigvuldigt U’ goed hebben begrepen en tot in de finesses hebben uitgevoerd. Een drukke bedoening zodoende !

Indrukwekkend boek, 511 pagina’s, A4, genaaid gebonden, voorzien van vele familiefoto’s en een beschrijving van 15 generaties Van Bussels. Het boek is samengesteld door Piet Aarts uit Asten-Heusden. Ik ben altijd erg onder de indruk van het genealogische speurwerk, dat moet worden verricht om familiestambomen in kaart te brengen. De Van Bussels zijn toch al rijk bedeeld, want in 1993 verscheen al het Chronologisch geboortenregister op het geslacht Van Bussel in de Nederlanden (Heerewaarden 1993), samengesteld door G.J.M.V. Van Bussel en P.C. Van Koningsbrugge. Dat werk kende een bredere benadering, omdat het probeerde alle takken van het geslacht Van Bussel in Nederland in kaart te brengen. De Genealogie Van Bussel is beperkter: het beperkt zich tot de families, die als stamvader Willem van den Eynde kunnen aanwijzen, wiens kleinzoon Daniël in 1531 ‘een hoef … gheheiten Bussel’ kocht. De stamboom beperkt zich dus tot de Astense familietakken. En zo te zien is dat gedegen gebeurt, al zal er zo hier en daar in de details het een en ander wel niet in orde zijn. Tenminste: het geroezemoes horende afgelopen zaterdagmiddag is er zo hier en daar het een en ander ingeslopen, dat niet door iedereen als juist werd herkend.

Continue reading

Share This:

Een luguber en sinister verhaal ….

Sinds mijn promotie heb ik eindelijk weer eens tijd om wat anders te lezen dan proefschrift-gerela­teerde literatuur. Mijn vorige post over het boek van Sytze van der Zee stimuleerde mij ertoe een boek te herlezen dat nauw verbonden is met Van der Zee’s thema. Van der Zee verwijst in zijn no­tenapparaat voortdurend naar gevangen genomen en getransporteerde Joden, die uiteindelijk om­komen in de kampen van de Endlõsung.

Er is veel over die kampen geschreven, maar de benadering van Henry Friedlander is mij altijd bij­gebleven. Friedlander is een in 1930 geboren Berlijnse Jood, die de oorlog overleefde en in 1947 naar de Vere­nigde Staten emigreerde. Hij ontwikkelde zich tot een van de voornaamste historici van de Holo­caust als hoogleraar Joodse Studies aan de City University of New York. In 1995 publi­ceerde hij zijn meest bekende werk The origins of Nazi genocide. From Euthanasia to the final solution (Chapel Hill 1995). Ik heb dat boek zelf in een Duitse editie uit 1997 in de kast staan: Der Weg zum NS Geno­zid. Von der Euthanasie zur Endlösung (Berlijn 1997).

Friedlander bestudeerde in dit boek de wordingsgeschiedenis van de Duitse Vernichtungspolitik. Het boek kan als de eerste degelijke en systematisch analyse van dit doelbewuste vernietigingsstre­ven worden beschouwd. Friedlander stelde dat dit vernietigingsstreven zich achtereenvolgens richtte op geestelijk en lichamelijk gehandicapten, de zigeuners en de joden. Hij stelde dat de oor­sprong van de Holocaust terug te voeren is op de combinatie van twee Nazi-stromingen, namelijk het anti-semitisme en het streven naar ‘raciale zuiverheid’ (Rassenhygiene). Gedetailleerd beschrijft Friedlander het maatschappelijke Nazi-klimaat, dat de enthousiaste samenwerking van weten­schappers, artsen en functionarissen veroorzaakte. Die samenwerking kwam voort uit en werd vanaf 1939 verder gestimuleerd door het Aktion T-4-programma, dat door Friedlander gezien wordt als de cruciale voedingsbodem van de Holocaust.

Continue reading

Share This:

Een beklemmende, maar ware geschiedenis….

De journalist Sytze van der Zee, die in 1997 zijn openhartige autobiografische verhaal over zijn verleden als NSB-kind vastlegde in Potgieterlaan 7, heeft in zijn nieuwe boek Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduikers (De Bezige Bij 2010) gedetailleerd en beklemmend verhaald over de vervolging van de Joodse bevolkingsgroep in de Tweede Wereldoorlog. Een vervolging die vooral vorm gegeven werd door Nederlandse overheidsdienaren (vooral politiefunctionarissen), maar ook door geloofsgenoten, die soms wel, soms niet onder (zware) druk gezet werden om de bezetter tot dienst te zijn.

Het boek heeft een fikse omvang (538 pagina’s, inclusief noten), een zwakke structuur, een wat groter lettertype en een vlotte en goed leesbare stijl, die tot voortdurend verder lezen uitnodigt. Het onderwerp is dermate boeiend dat ik het boek in twee dagen uitlas en vervolgens in literatuur als Presser en De Jong ging grasduinen om te zien in hoeverre het beeld door Van der Zee wordt bijgesteld. En zoals Van der Zee zelf al constateerde: het deel van het ‘Joodse verraad’ is slechts zeer beperkt beschreven en een echt beeld bestond er niet van. Van der Zee beschrijft dus een lacune; en een opzienbarende lacune. Relativering past: percentueel gesproken is het ‘Joodse verraad’ beperkt, maar het was er wel en in een omvangrijkere vorm dan voorheen toegegeven. Alleen daarom al is dit boek verplichte kost.

Continue reading

Share This:

Politieke blunder: belanghebbende toezichthouder

Hoe je het wendt of keert, het voornaamste nieuwsfeit van de afgelopen twee weken is niet de gemeenteraadsverkiezingen en de volstrekt ongewenste (maar niet te vermijden) inbreng van de landelijke politici daarin. Het is de rapportage van onze belangrijkste toezichthouders van de financiële wereld, de DNB en de AFM, over de verantwoordelijkheden van Gerrit Zalm bij het DSB-debâcle. Die rapportages hadden onafhankelijke en niet te bestrijden conclusies moeten bevatten, maar door een knullige regie en uitvoering werd juist het tegendeel bereikt. Dat vervolgens de beoordelingen van de beide instanties uiteen lopen, maakt de situatie erg complex.

Op zich hoeft het niet problematisch te zijn dat twee toezichthouders met een verschillend oordeel komen; zij kijken immers met een andere bril naar dezelfde kwestie en kunnen op grond daarvan tot een ander oordeel komen. Dat de nu demissionaire minister De Jager vervolgens door de onafhankelijke staatsrechtgeleerde Michiel Scheltema de beide toetsingsrapporten laat beoordelen is nog tot daaraan toe, maar dat hij vervolgens zonder voorbehoud het rapport van de DNB onderschrijft en dat van de AFM als niet ter zake van tafel veegt, is ongekend. Hij vindt dat Zalm heeft gedaan wat hij kon, maar dat hij in de structuur van DSB tegenover Scheringa niet meer kon bereiken. Dat dit klinkt als een brevet van onvermogen, zal wel niet in de bedoeling gelegen hebben.

Continue reading

Share This:

De vierde macht

Volgens een onderzoek van re.public.nl vinden ambtenaren het ‘dramatisch’ als de PVV zou gaan regeren. Meer dan de helft van hen wil niet voor een PVV-bewindspersoon werken. Er zijn, zo vinden ze, grenzen aan de loyaliteit van een ambtenaar. Twintig procent staat neutraal tegenover een dergelijke bewindspersoon. En over de bestuurlijke kwaliteiten van de PVV zijn de respondenten kritisch: vijfentachtig procent schat die in als ‘slecht’ of ‘matig’. Het lijkt er op dat er vooral rijksambtenaren aan de tand gevoeld zijn, maar ik vermoed dat hetzelfde van gemeenteambtenaren gezegd mag worden.

Motivatie voor deze stellingname is dat ze zich ideëel niet kunnen verenigen met het gedachtengoed van Wilders. Rinus van Schendelen, hoogleraar Politicologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, vindt dit ‘fout’: ‘Er is geen enkele juridische grond waarop een ambtenaar kan weigeren voor een PVV’er te werken. Die houding past ook niet bij deze tijd. Ambtenaren moeten respect tonen voor de kiezer’. Dat is natuurlijk helemaal correct, maar de ambtenaren zeggen ook niet dat ze zich zullen verzetten, maar dat ze naar een andere baan zullen gaan omzien en dus ontslag nemen. Of dat ook werkelijk gebeurt als het zover is, is nog maar de vraag. Het is nog lang niet zeker dat er PVV-bewindspersonen komen en als het zover is zal een groot gedeelte van de nu weigerachtige ambtenaren zich gewoon bij de feiten neerleggen. Als het echt aan de orde komt, veranderen meningen heel erg snel. Zeggen ontslag te nemen en dat werkelijk doen zijn twee verschillende dingen.

Continue reading

Share This:

Lange termijnperspectief, verantwoordelijkheid en transparantie

De kredietcrisis heeft er ernstig in gehakt. Het onderzoek naar de oorzaken van de financiële crisis in Nederland toonde dat duidelijk aan. De commissie De Wit was door onbekendheid met het financiële systeem niet in staat helderheid te bereiken en liet het onderzoek als een nachtkaars uitgaan. De bankencrisis drukte de politiek met de neus op het feit dat financiële instellingen wel erg makkelijk vertrouwen op de belastingbetaler om bancaire problemen op te lossen. De politieke roep op meer en beter toezicht klinkt vaak.

Bert Scholtens is bijzonder hoogleraar Duurzaamheid en Financiële Instellingen aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij heeft in een column in NRC Handelsblad, een duidelijk en helder stuk, daarop gereageerd. Scholtens klasseert die politieke roep als ondoordacht. De roep om toezicht mag dan begrijpelijk zijn, het kan nooit voorkomen dat mensen hun vertrouwen verliezen: banken nemen immers risico’s in het beheren van gelden om het mensen mogelijk te maken te betalen, te sparen en te lenen. Banken staan onder intensief toezicht, maar het toezicht wat er is, heeft gefaald. De zwakte van het toezicht zit in het feit dat de afgelopen decennia de eisen aan het eigen vermogen van de banken te soepel zijn geworden. Banken mochten van de toezichthouder steeds minder buffervermogen aanhouden, waardoor ze riskantere activiteiten konden ondernemen. Het afkalven van het aantal banken met een TripleA-ranking is daarvan een uiting. Een tweede tekortkoming is, dat het toezicht nooit kijkt naar de grootte, die de mogelijke verliezen zouden kunnen zijn, alleen naar de waarschijnlijkheid dat er iets gebeurt. De toezichthouder vereenzelvigt zich steeds meer met de sector, waarop het toezicht moet houden en wordt dus meer bankier dan toezichthouder.

Continue reading

Share This:

De vinger op de zere plek….

Ik las de afgelopen week het boek Black Hearts. One Platoon’s descent into madness in Iraq’s Triangle of Death van Jim Frederick. Dit boek, dat deze maand uitkwam, legt enkele vingers op een belangrijke zere plek. Frederick wijst op de psychiatrische problemen van vele militairen, die betrokken zijn geweest in militaire acties. Frederick onderzoekt daarin een peleton, ingezet in Irak, en hij wijst daarbij vooral op ‘the lack of accountability for the failure to properly handle a murderous, dysfunctional soldier’.

In een artikel in Time, van 22 februari 2010, gaat hij nogmaals nader in op de achterliggende problemen, die heel veel te maken hebben met het negeren van de verantwoordelijkheid, die het militaire gezag heeft, in ‘preventing a troubled soldier from becoming an unlawful killer’. Frederick citeert de Amerikaanse minister van Defensie Robert Gates, waarin deze het belang van ‘accountability’ benadrukt. ‘One of the core functions of leadership is assessing the performance and fitness of people honestly and openly. Failure to do so … may lead to damaging, if not devastating, consequences’. Juist dat, zegt Frederick, betekent een gigantische verandering in het leger.

Continue reading

Share This:

Transparant of niet?

In OD 64 (2010), februari, blz. 10-13, staat een interessant artikel over transparantie binnen de overheid. Het meest interessant daarvan zijn twee zinsneden uit het artikel.

De eerste is: ‘Verantwoorden is gewoon openheid van zaken geven, ook wel transparantie genoemd’. De uitspraak slaat de spijker op de kop. Transparantie van overheidshandelen, het helder en duidelijk kunnen maken wat een instantie heeft gedaan bij het afhandelen van een vraag van een burger, heeft alles te maken met het afleggen van verantwoording aan diezelfde burger en aan de andere ‘legitieme fora’, waar een overheid verantwoording aan moet afleggen.

Dat ‘openheid van zaken geven’ is binnen de overheid niet vanzelfsprekend. Integendeel. Het belijden van transparantie met de mond betekent nog niet dat het in het belang van ambtenaren, bestuurders en politici is om werkelijk transparant te zijn. Dat zou namelijk betekenen dat de handel en wandel van deze groepen met betrekking tot de afhandeling van business wel heel duidelijk zou zijn en maakt het invloed uitoefenen op een specifieke uitkomst moeilijker.

De tweede zinsnede uit het artikel heeft juist daar mee te maken. Gert-Jan de Graaf (Partner van Dino4) stelt helder dat ‘de overheid dit niet (gaat) willen’. Zijn voorspelling is een gevolg van wat hij inschat als het ‘natuurlijke gedrag’ van de overheid: ‘In de tweede plaats gaat de overheid dit voorkomen door onnaleefbare regels te stellen. In de derde plaats gaat de overheid dit frustreren door de projecten die tot die transparantie moeten leiden gemiddeld 3,6 maal zoveel tijd te laten kosten, er 11,3 maal zoveel geld aan te spenderen dan geraamd en dat zal tot 0,04 % van de gewenste functionaliteit leiden’.

Waar De Graaf op wijst is dat transparantie niet het belang is van degenen die transparant moeten zijn. En de digitale wereld heeft, naast alle middelen om transparantie volledig mogelijk te maken, ook voldoende middelen ter beschikking om het volledig te verhinderen. Mijn angst is dat de overheid met de roep om transparantie juist bedoeld dat de handelingen van burgers volledig transparant en traceerbaar zijn, maar dat het eigen handelen achter een mist van mooie woorden, bedoelingen en schijnoplossingen verborgen blijft.

Over transparantie zie ook het boek van Warren Bennis, Daniel Goldman, James O’Toole e.a., Transparantie. Hoe je als manager openheid creëert (Management Boek 2009).

Deze column werd op 21 februari 2010 geplaatst op Bevlogen Bespiegelingen, een blog die ik tot 2018 regelmatig aanvulde, maar daarna niet meer gebruikte en die nu niet meer bereikbaar is.

Share This:

Can an Artificial Mind See the Man in the Moon?

In 2019 hield Brianna Brownell, een data scientist en een zelfbenoemde futurist, een TED Talk over Artifical Intelligence en vooral over de verhouding daarmee tot het eigen, menselijke brein. Interessant hier is pareidolie, een psychisch verschijnsel, een vorm van illusie waarbij iemand een zodanige interpretatie van onduidelijke of willekeurige waarnemingen heeft, dat hij hierin herkenbare dingen meent waar te nemen. De reden voor het verschijnsel ligt in de behoefte van de hersenenom een verband te leggen tussen verschillende elementen, ook als deze er eigenlijk niet zijn. Het gaat dan vooral om patronen die op gevaar kunnen wijzen, zoals het silhouet van een roofdier. Het is een vrij alledaags verschijnsel. Net zoals de Mannetje in de Maan (of Mars). Brownell schrijft vervolgens: ‘We consider these human flaws full of meaning, but yet fail to extend the same grace to the artificial intelligence that we are building.’ Daar noemen we het namelijk een ‘error’.

Gebaseerd op de vondst van een object aan het begin van de menselijke geschiedenis, zo’n drie miljoen jaar geleden, duikt Brownell in de manier waarop he menselijk brein objecten in de wereld ‘ziet’ en hoe een AI deze objecten ziet. Misschien dezelfde dingen, maar wellicht ook iets volledig afwijkends.

En Brownell gaat verder:

‘We consider these errors that will be fixed by better algorithms, more advanced technology, and larger data sets. Most of the time we are right to think of it this way: there are significant dangers to ignoring or downplaying the bias that creeps into the machine learning systems that we build: systematic inequality, lack of opportunity, and prejudice. Sometimes when we see ourselves reflected in what we build we don’t like the result. But thinking of it only as a deficit denies our own biases and flaws as only deficits. Especially when our own pareidolia, which is a bias in our cognitive system, we consider full of meaning. Like the Man in the Moon, it is a commonality that connects us with one another. It has inspired stories that have shaped human culture for millennia.’

Dus: waarom dat niet accepteren van een AI? Maar hoe kan dat worden herkend?

Voor de tekst van de voordracht, zie hier. (scroll naar onder)

Share This:

The danger of AI is weirder than you think

Het ‘gevaar’ van kunstmatige intelligentie is niet dat het in opstand gaat komen tegen degenen die het maakten, maar dat het precies datgene doet wat wij vragen om te doen. Dat is de stelling van Janele Shane in deze TED-talk in Vancouver van alweer drie jaar geleden.

Door het delen van de vreemde, soms alarmerende gevolgen van AI algoritmes bij het oplossen van menselijke problemen (maken van nieuwe ijssmaken of het herkennen van auto’s op de weg) laat ze zien waarom kunstmatige intelligentie inderdaad ‘kunstmatig’ is en niet op kan tegen het ‘echte’ brein.

De werkelijkheid van kunstmatige intelligentie kan nog niet tippen aan wat de ‘hype’ ervan maakt. Het mag dan een ‘gift to society’ zijn, vooralsnog maakt het dat nog niet waar.

Shane is een onderzoeker die zich intensief bezig houdt met kunstmatige intelligentie. Ze houdt ook een humoristische machine learning blog bij, AI Weirdness, waar ze over de soms hilarische, soms verontrustende manieren schrijft waarop algoritmes de plank misslaan.

Ik werd herinnerd aan deze TED-talk toen ik onlangs haar boek uit 2019 in handen kreeg: You Look Like A Thing And I Love You: How AI Works And Why It’s Making The World A Weirder Place. Veel topics die ze bespreekt in haar blog worden hier voor een globaal publiek gepresenteerd, waarbij ze door de hype prikt en kunstmatige intelligentie terug brengt tot wat het nu is: interessant, met vele mogelijkheden, maar de kinderschoenen nog niet ontgroeid.

Share This:

Searching for truth

Twee interessante documentaires vandaag: een video en een podcast over een van de meest problematische facetten van de huidige informatiemaatschappij: de enorme vlucht van desinformatie, ‘fake news’ en de onmogelijkheid om ieder bericht te checken of ‘waarheid’ en betrouwbaarheid. In de tijd dat ‘deep fakes’ meer worden geloofd dan de originelen, bewustzijn dat de mogelijkheden tot manipulatie gigantisch zijn en moeilijk te achterhalen is een belangrijke eerste stap.

In de documentaire ‘Fake. Searching for truth in the age of misinformation’ de kernvraag is voortdurend hoe feit van fictie kan worden onderscheiden. Een interessante documentaire waarin de nadruk ligt op het ontwikkelen van mediawijsheid, de economische kanten van ‘fake news’ en de rol van computers, AI en machine learning in de opkomst van ‘fake news’. De rol van social media daarin wordt eveneens aan de orde gesteld.

De episode ‘Fake News. An origin story’ op Hidden Brain, een van de meest populaire podcasts vandaag de dag, gaat op zoek naar de ‘roots’ van ‘fake news’ en maakt duidelijk dat het niet iets is wat alleen vandaag voorkomt. We gaan terug naar 1609, toen het normaal was om ‘feiten’ vermeld in elkaars pamfletten of kranten als ‘fake news’ te karakteriseren. Host Shankar Vedantam en zijn gasten maken duidelijk dat er altijd discussies zijn geweest over de ‘echtheid’ van feiten en nieuws. Het is wel zo, als zo duidelijk wordt geponeerd, ‘the stakes of disinformation have risen with time.’

De documentaire:

De podcast:

Share This:

The Information Society: Transformations

Een film van het Aspen Institute for Humanistic Studies, met Marc Porat als executive producer en schrijver. De film is gebaseerd op zijn PhD dissertatie, The Information Economy (Stanford, 1976). Volgens de inleiding poneerde hij daarin: ‘a macroeconomic model showing that an emerging “information sector” comprised of knowledge workers and information technology would become the dominant driver of the U.S. economy and workforce.’

Het is een ‘journey into memory lane’. Ik herinner me dat ik de VHS band hiervan ooit gehad heb. Met het verdwijnen van mijn VHS speler is ook de film uiteindelijk ooit verloren gegaan. Des te beter dat we deze film kunnen zien op YouTube, daar geplaatst door de regisseur David Hoffman. Het is een bijzondere film, waarin Porat als visionair de ‘dawn of the computer age’ voorspelde. Het is intrigerend dat er toen al zorgen waren over de problemen met privacy, desinformatie en informatie overload, problemen die vandaag de dag nog steeds niet zijn opgelost. Integendeel!

Ondanks het feit dat het jargon wat anders is geworden en het bewustzijn wat meer is ingedaald nu we midden in de ‘computer age’ zitten, is het nog steeds de moeite waard om dit mooie staaltje van futurisme te bekijken. Het duurt ongeveer een uur, maar het is meer dan de moeite waard en het roept nog steeds vele vragen op. Gebaseerd op wat bekend was eind jaren ’70, weet de film met overtuiging de toekomst te voorspellen. Dat wij nu kunnen zeggen dat de film het grotendeels bij het rechte eind had, is een brevet van vermogen van Porat. De film is ook gearchiveerd.

Share This:

Childhood 2.0

Het leven van kinderen was vroeger gevuld met stoeien in de buitenlucht en avonturen van de verbeelding. De tijden zijn veranderd.

De film Childhood 2.0 karakteriseert onze moderne generatie kinderen en tieners als slachtoffers van het informatietijdperk. De jongeren van vandaag zijn (volgens de film) ten prooi gevallen aan smartphones en gameconsoles.

Deze huidige trend van eindeloze afleiding heeft een monster gecreëerd. Het aantal depressies en zelfmoorden neemt toe, jeugddiabetes is hoog en sociale vaardigheden en geestelijke gezondheid komen in het gedrang. Veel kinderen brengen dagelijks evenveel uren op hun telefoon door als volwassenen op hun werk.

Volgens het panel van geïnterviewde experts resulteert deze afhankelijkheid in een spervuur ​​van (angst-)prikkels, die kinderen over het algemeen slecht kunnen verwerken. De filmmakers spreken ook met ouders die getuige zijn geweest van een transformatie bij hun kinderen.

De kinderen zelf spreken over de overweldigende aantrekkingskracht van hun apparaten, de druk die deze apparaten op hen uitoefenen in hun dagelijks leven en de uitdaging waarmee ze worden geconfronteerd wanneer ze proberen ze helemaal in de steek te laten.

De film kan lang niet alles onderbouwen, maar het staat buiten kijf dat kinderen meer angstig en depressief worden van de druk die ze ervaren. De tweede helft van de film gaat bijna alleen over pornografie, seksuele activiteit en seksuele druk, die allemaal veel prominenter zijn in het dagelijks leven van kinderen en tieners dan ooit tevoren. Dit had veel korter gekund, zonder dat het aan de boodschap iets had afgedaan.

Kortweg: verplicht ‘kijkvoer’, maar niet voor kinderen. De film duurt 1 ½ uur, maar het is zeker de moeite waard om wat inzicht te verwerven in het leven van opgroeiende jongeren en de problemen waarmee ze worden geconfronteerd.

Share This:

Determining the value of a digital archive

In november 2017 nam ik deel aan een conferentie georganiseerd door de Universiteit van Uppsala over ‘archival studies’ na de ‘archival turn’. In het auditorium van de historische faculteit werden gedurende twee dagen ongeveer twintig presentaties gehouden over de invloed van archieven op de historische wetenschap. Het ging niet alleen over hoe historici archiefbronnen bestuderen, interpreteren en gebruiken, maar ook over de subjectiviteit van het archief zelf. Ik verzorgde een presentatie over mijn raamwerk van het ‘Archive-as-Is’ als een middel voor historici om de waarde van een digitaal archief te bepalen. Mijn leidende idee was dat historici moeten analyseren wat de oorspronkelijke context van een archief is en zich er van bewust moeten zijn dat een archief een ‘construct’ is, gemaakt door een organisatie en gevuld met informatie waarvan een organisatie heeft bepaald dat het in het archief komt. Een archief vervormt dus al bij zijn generatie de werkelijkheid en stelt die op basis van de informatie die het bevat anders voor dan dat die is. Mijn abstract van mijn presentatie (en later ook van het hoofdstuk dat hiervan in de uitgave van de conferentiebijdragen verscheen) luidde als volgt:

“Archives are, more than ever, organizational and technological constructs, based on organizational demands, desires, and considerations influencing configuration, management, appraisal, and preservation. For that reason, they are, more than ever, distortions of reality, offering biased (and/or manipulated) images of the past and present an extremely simplified mirror of social reality. The information objects within that archive are (again: more than ever), fragile, manipulable, of disputable provenance, doubtful context, and uncertain quality. Their authenticity is in jeopardy. The “Allure of Digital Archives” will be more about finding knowledge about the archive as a whole than about finding knowledge hidden in the information objects that are its constituents. It will be about determining the value of a digital archive as a “trusted” resource for historical research. To be successful in that endeavour, it will be necessary to assess the possibility to “reconstruct the past” of the digital archive. That assessment would allow historians to understand quality, provenance, context, content, and accessibility of the digital archive, not only in its design stage but also in its life cycle.
In this chapter, I present the theoretical framework of the “Archive–as–Is” as an instrument for such an assessment. It is possible for historians to use this framework as a declarative model for the way archives have been designed, configured, managed, and maintained. It will allow historians to understand why archives are as they are, and why records are part of it (or not). Using the framework, historians can determine the research value of a digital archive as a historical resource.

Meer dan vier jaar na dato is het boek dat van de conferentiebijdragen is gemaakt verschenen. Mijn hoofdstuk is als een bijlage bij deze post gevoegd.

Citatie: G.J. van Bussel (2022). ‘Determining the value of a Digital Archive. The Framework for the ‘Archive–As–Is”, A. Öhrberg, T. Berndtsson, O. Fischer, and A. Mattsson (eds.), From Dust to Dawn. Archival Studies after the Archival Turn, Uppsala, University of Uppsala, Studia Rhetorica Upsaliensia/Uppsala Rhetorical Studies, Vol. 8, pp. 56-101. ISBN 978-91-980081-5-9. Voor deze publicatie zie deze pdf.

Deze publicatie is ook geplaatst op Research Gate, SSRN, HvA Research, Academia en HAL.

Alle andere bijdragen (en een complete download van het gehele boek) worden op de site van de Studia Rhetorica Upsaliensia van de Universiteit van Uppsala aangeboden. Voor deze site klik hier.

Share This:

Who has my Data?

BBC Click onderzoekt wat er gebeurt met de data die worden verzameld van ons online gedrag. Een recapitulatie van de effecten van de GDPR. Een film van 25 minuten.

Share This:

Network Society

In onze maatschappij van vandaag zien we een enorme verandering optreden door de altijd aanwezige hyper-connectiviteit, mogelijk gemaakt door de huidige ‘smart’ informatietechnologie. Deze enorme connectiviteit heeft grote gevolgen voor technologie en economie alsmede voor cultuur, sociale instituties, religie en welbevinden. Het leidt tot een nieuwe organisatie van sociale structuren. Deze ontwikkeling wordt veel aangeduid met het concept van de netwerkmaatschappij.

Een netwerkmaatschappij kan omschreven worden als ‘a society whose social structure is made up of networks powered by micro-electronics-based information and communications technologies.’ Dat is zoals een van de voornaamste theoretici van het concept het omschrijft: Manuel Castells, The Rise of the Network Society (Oxford, 2000), p. 17. Castells toont in zijn boek aan dat er altijd sociale netwerken geweest zijn, maar dat ze fundamenteel veranderen door het gebruik van ICTs aangezien deze helpen ‘to create and sustain far-flung networks in which new kinds of social relationships are created.’

Castells noemt de netwerkmaatschappij ook een ‘informationele samenleving’, een samenleving waarin de sociale structuur bepaald en gevormd wordt door informationele processen in netwerken. Mensen raken innig verweven met netwerken die er voor hen toe doen en vergeten alle ‘contacten’ die er voor hen (om wat voor reden dan ook) niet toe doen. Het leidt tot blikvernauwing, informatiebubbels en intolerantie. Het leidt ook tot een nieuwe sociaal-economische strijd: niet zozeer over uitbuiting (hoewel dat ook en misschien nog wel meer plaatsvindt), maar vooral over economische overbodigheid. Het risico om economisch overbodig te worden leidt voor grote delen van onze bevolking een voortdurende bron van onzekerheid. In elk netwerk moet iedereen voortdurend laten zien dat ze er nog bijhoren én van meerwaarde zijn. Mensen worden onderweg achtergelaten. De netwerkmaatschappij kan ook tot een egocentrische (wellicht zelfs egoistische) samenleving worden.

Onderstaande video laat in het bestek van een half uur zien wat die netwerkmaatschappij inhoudt, kijkend vanuit de positieve kant. De negatieve aspecten worden onderbelicht. Wel de moeite waard om te bekijken, zeker ook omdat het maatschappelijke vragen oproept die door ons nog veel te weinig worden gesteld

Share This:

How Far is Too Far? | The Age of A.I.

Kan AI muziek maken? Kan het emoties voelen? Leeft het? Will.i.am en Mark Sagar proberen de beperkingen van de machine te overwinnen. ‘How far is too far, and how much further can we go?’

The Age of AI is een achtdelige documentaireserie, gepresenteerd door Robert Downey jr., die laat zien hoe kunstmatige intelligentie, machineleren en neurale netwerken de wereld zouden kunnen veranderen.

Share This: