De journalist Sytze van der Zee, die in 1997 zijn openhartige autobiografische verhaal over zijn verleden als NSB-kind vastlegde in Potgieterlaan 7, heeft in zijn nieuwe boek Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduikers (De Bezige Bij 2010) gedetailleerd en beklemmend verhaald over de vervolging van de Joodse bevolkingsgroep in de Tweede Wereldoorlog. Een vervolging die vooral vorm gegeven werd door Nederlandse overheidsdienaren (vooral politiefunctionarissen), maar ook door geloofsgenoten, die soms wel, soms niet onder (zware) druk gezet werden om de bezetter tot dienst te zijn.
Het boek heeft een fikse omvang (538 pagina’s, inclusief noten), een zwakke structuur, een wat groter lettertype en een vlotte en goed leesbare stijl, die tot voortdurend verder lezen uitnodigt. Het onderwerp is dermate boeiend dat ik het boek in twee dagen uitlas en vervolgens in literatuur als Presser en De Jong ging grasduinen om te zien in hoeverre het beeld door Van der Zee wordt bijgesteld. En zoals Van der Zee zelf al constateerde: het deel van het ‘Joodse verraad’ is slechts zeer beperkt beschreven en een echt beeld bestond er niet van. Van der Zee beschrijft dus een lacune; en een opzienbarende lacune. Relativering past: percentueel gesproken is het ‘Joodse verraad’ beperkt, maar het was er wel en in een omvangrijkere vorm dan voorheen toegegeven. Alleen daarom al is dit boek verplichte kost.
Van der Zee wilde helemaal niets meer schrijven over ‘de oorlog’. Na Vergeten legende (over de vliegtuigpioner Frits Koolhoven) in 2001, wilde hij dat thema niet meer aanroeren. Maar toen kwam de zoon van Tonny Ahlers op zijn pad, die pertinent beweert dat zijn vader ‘de’ verrader is, die de familie Frank tot de ondergang bracht. Die stelling wordt ook door Carol Ann Lee gehanteerd in Het verborgen leven van Otto Frank: de biografie (Balans 2002), dat volledig stoelt op de verhalen van die betreffende zoon. Barnouw en Van der Stroom ontzenuwden die stelling al in Wie verraadde Anne Frank (NIOD 2003); Van der Zee doet dat eveneens en geeft daarbij aan dat Lee nogal vrijelijk omgaat met het bronnenmateriaal dat ze ter beschikking heeft.
Van der Zee wil niet anders dan een documentaire maken over het leven van de zoon van de ‘verrader’. Maar het vreemde, aandacht trekkende en onbetrouwbare optreden van zoon Ahlers, doet Van der Zee steeds meer twijfelen aan het verhaal. Het boek van Barnouw en Van der Stroom doet de deur dicht: Van der Zee gelooft niet meer in de documentaire. Hij laat zijn onderzoek liggen, want hij wilde immers niet meer schrijven over ‘de oorlog’. En daarmee sluit hij deel I van het boek af.
Gelukkig heeft Van der Zee het thema niet kunnen laten liggen. Hij duikt archieven in en raadpleegt tientallen dossiers van personen die door de toenmalige Bijzondere Rechtspleging werden onderzocht voor het verklikken en aangeven van Joden, onderduikers en verzetsmensen. Dossiers over ‘jodenjagers’ en verraders, die sinds ze zijn aangelegd niet of nauwelijks meer zijn bestudeerd.
Hij schetst geen vrolijk beeld van de mens in de toenmalige oorlogssituatie. Voor een volk dat prat gaat op het ‘verzet’ tegen de bezetter komt de becijfering dat er tien keer meer kans is op een ‘fout’ familielid dan op een familielid in het verzet, hard aan. ‘Gebrek aan mentale en morele weerbaarheid’ is de conclusie van Van der Zee, ‘is medeboosdoener voor pijnlijke plichtsbetrachting en veel voorkomend verraad’. Niet voor niets wordt de bezetter ruimhartig geholpen door Nederlandse ambtenaren, van politiefunctionarissen tot burgemeesters, waarvan er vele niet eens een hekel aan hun Joodse medelanders hadden. ‘De mensen keken een andere kant uit en begonnen pas te morren zodra ze zelf op de een of andere manier hinder ondervonden’ (blz. 114). Veel (anonieme) klikspanen handelen uit jaloezie, kwaadaardigheid of domweg eigenbelang. Zoals de weduwe Zilkens uit Nijmegen, die Marcos Roselaar ‘verlinkt’ omdat haar dochter met hem wil trouwen (blz. 94-97). Of de anonieme melder over een joodse vrouw die ‘brutaal en erg tegen de NSB’ is. ‘Stuurt u ze uit onze naam maar gauw door naar Polen, daar hoort ze’ (blz. 124). Ontluisterend !
In het tweede deel beschrijft Van der Zee de Duitse en Nederlandse verraders als Meijer (blz. 146-163), Ganzevles (blz. 164-180), Biesheuvel (blz. 181-197), Klinkenberg (blz. 198-210) en Evers (blz. 211-221). Uit plichtsbetrachting of openlijke jodenhaat achtervolgden ze hun Joodse medelanders (en ook de leden van het verzet!) als bloedhonden. Van der Zee gebruikt het notenapparaat om de slachtoffers een plek te geven. Het feit dat het grootste deel van deze slachtoffers omkwam in de vernietigingskampen in Oost-Europa maakt het verhaal des te beklemmender. En dat gevoel wordt sterker in het derde deel, waarin Van der Zee de Joodse verraders beschrijft. Velen uit deze groep starten pas nadat ze onder zware druk gezet werden, maar de bereidwilligheid was groot. Die druk bestond niet overal en de ijver was soms wel wat erg groot. Betje Wery, Branca Simons, Ans van Dijk, de familie Joseph, veel mededogen toonden ze niet. Ze overleefden wel, ook, met uitzondering van Ans van Dijk, de berechting na de oorlog. Van Dijk werd als enige vrouw geëxecuteerd. Van der Zee vraagt zich af waarom zij wel, en anderen, zoals Lages, niet. Maar ondanks die vraag, het ‘laat onverlet dat Ans van Dijk op goede gronden werd gefusilleerd’ (blz. 366).
In de epiloog ontvouwt Van der Zee toch een theorie over het verraad van de familie Frank. Hij wijst Van Dijk aan. Zijn argumentatie vloeit voort uit het gedrag van Otto Frank, die eerst verbeten het antwoord boven tafel wenste te krijgen, maar na 1949 opgaf en het onderzoek zelfs tegen lijkt te werken. Van der Zee denkt dat Frank toen wist dan Van Dijk de schuldige was; op dat moment was die echter al dood. Hij heeft vervolgens gezwegen, want een Joodse verraadster van Anne Frank: dat kon niet….
Het kan, maar ik ben niet helemaal overtuigd. Het is argumentatie uit de stilte. Maar zelfs met deze twijfel is Vogelvrij een ‘must’. Een meeslepend, ontluisterend en beklemmend verhaal van de kwaadwilligheid van de mens in een crisissituatie….
Deze column werd op 10 maart 2010 geplaatst op Bevlogen Bespiegelingen, een blog die ik tot 2018 regelmatig aanvulde, maar daarna niet meer gebruikte en die nu niet meer bereikbaar is.