Category Archives: Columns

Lange termijnperspectief, verantwoordelijkheid en transparantie

De kredietcrisis heeft er ernstig in gehakt. Het onderzoek naar de oorzaken van de financiële crisis in Nederland toonde dat duidelijk aan. De commissie De Wit was door onbekendheid met het financiële systeem niet in staat helderheid te bereiken en liet het onderzoek als een nachtkaars uitgaan. De bankencrisis drukte de politiek met de neus op het feit dat financiële instellingen wel erg makkelijk vertrouwen op de belastingbetaler om bancaire problemen op te lossen. De politieke roep op meer en beter toezicht klinkt vaak.

Bert Scholtens is bijzonder hoogleraar Duurzaamheid en Financiële Instellingen aan de Rijksuniversiteit van Groningen. Hij heeft in een column in NRC Handelsblad, een duidelijk en helder stuk, daarop gereageerd. Scholtens klasseert die politieke roep als ondoordacht. De roep om toezicht mag dan begrijpelijk zijn, het kan nooit voorkomen dat mensen hun vertrouwen verliezen: banken nemen immers risico’s in het beheren van gelden om het mensen mogelijk te maken te betalen, te sparen en te lenen. Banken staan onder intensief toezicht, maar het toezicht wat er is, heeft gefaald. De zwakte van het toezicht zit in het feit dat de afgelopen decennia de eisen aan het eigen vermogen van de banken te soepel zijn geworden. Banken mochten van de toezichthouder steeds minder buffervermogen aanhouden, waardoor ze riskantere activiteiten konden ondernemen. Het afkalven van het aantal banken met een TripleA-ranking is daarvan een uiting. Een tweede tekortkoming is, dat het toezicht nooit kijkt naar de grootte, die de mogelijke verliezen zouden kunnen zijn, alleen naar de waarschijnlijkheid dat er iets gebeurt. De toezichthouder vereenzelvigt zich steeds meer met de sector, waarop het toezicht moet houden en wordt dus meer bankier dan toezichthouder.

Continue reading

Share This:

De vinger op de zere plek….

Ik las de afgelopen week het boek Black Hearts. One Platoon’s descent into madness in Iraq’s Triangle of Death van Jim Frederick. Dit boek, dat deze maand uitkwam, legt enkele vingers op een belangrijke zere plek. Frederick wijst op de psychiatrische problemen van vele militairen, die betrokken zijn geweest in militaire acties. Frederick onderzoekt daarin een peleton, ingezet in Irak, en hij wijst daarbij vooral op ‘the lack of accountability for the failure to properly handle a murderous, dysfunctional soldier’.

In een artikel in Time, van 22 februari 2010, gaat hij nogmaals nader in op de achterliggende problemen, die heel veel te maken hebben met het negeren van de verantwoordelijkheid, die het militaire gezag heeft, in ‘preventing a troubled soldier from becoming an unlawful killer’. Frederick citeert de Amerikaanse minister van Defensie Robert Gates, waarin deze het belang van ‘accountability’ benadrukt. ‘One of the core functions of leadership is assessing the performance and fitness of people honestly and openly. Failure to do so … may lead to damaging, if not devastating, consequences’. Juist dat, zegt Frederick, betekent een gigantische verandering in het leger.

Continue reading

Share This:

Transparant of niet?

In OD 64 (2010), februari, blz. 10-13, staat een interessant artikel over transparantie binnen de overheid. Het meest interessant daarvan zijn twee zinsneden uit het artikel.

De eerste is: ‘Verantwoorden is gewoon openheid van zaken geven, ook wel transparantie genoemd’. De uitspraak slaat de spijker op de kop. Transparantie van overheidshandelen, het helder en duidelijk kunnen maken wat een instantie heeft gedaan bij het afhandelen van een vraag van een burger, heeft alles te maken met het afleggen van verantwoording aan diezelfde burger en aan de andere ‘legitieme fora’, waar een overheid verantwoording aan moet afleggen.

Dat ‘openheid van zaken geven’ is binnen de overheid niet vanzelfsprekend. Integendeel. Het belijden van transparantie met de mond betekent nog niet dat het in het belang van ambtenaren, bestuurders en politici is om werkelijk transparant te zijn. Dat zou namelijk betekenen dat de handel en wandel van deze groepen met betrekking tot de afhandeling van business wel heel duidelijk zou zijn en maakt het invloed uitoefenen op een specifieke uitkomst moeilijker.

De tweede zinsnede uit het artikel heeft juist daar mee te maken. Gert-Jan de Graaf (Partner van Dino4) stelt helder dat ‘de overheid dit niet (gaat) willen’. Zijn voorspelling is een gevolg van wat hij inschat als het ‘natuurlijke gedrag’ van de overheid: ‘In de tweede plaats gaat de overheid dit voorkomen door onnaleefbare regels te stellen. In de derde plaats gaat de overheid dit frustreren door de projecten die tot die transparantie moeten leiden gemiddeld 3,6 maal zoveel tijd te laten kosten, er 11,3 maal zoveel geld aan te spenderen dan geraamd en dat zal tot 0,04 % van de gewenste functionaliteit leiden’.

Waar De Graaf op wijst is dat transparantie niet het belang is van degenen die transparant moeten zijn. En de digitale wereld heeft, naast alle middelen om transparantie volledig mogelijk te maken, ook voldoende middelen ter beschikking om het volledig te verhinderen. Mijn angst is dat de overheid met de roep om transparantie juist bedoeld dat de handelingen van burgers volledig transparant en traceerbaar zijn, maar dat het eigen handelen achter een mist van mooie woorden, bedoelingen en schijnoplossingen verborgen blijft.

Over transparantie zie ook het boek van Warren Bennis, Daniel Goldman, James O’Toole e.a., Transparantie. Hoe je als manager openheid creëert (Management Boek 2009).

Deze column werd op 21 februari 2010 geplaatst op Bevlogen Bespiegelingen, een blog die ik tot 2018 regelmatig aanvulde, maar daarna niet meer gebruikte en die nu niet meer bereikbaar is.

Share This:

Een dure les!

In OD van november 2019 publiceerde ik een reactie-column op de column van Daan van Beek aangaande het ‘data lake’. Ik noemde deze reactie Een dure les!, omdat, zoals zo vaak bij dit soort nieuwe technologie, organisaties, bang om achter te blijven, met beide voeten vooruit erin springen om er achteraf achter te komen dat dat misschien toch niet zo handig was. Ondertussen is er een hele hoop geld in gestopt, maar is er wel heel veel ‘geleerd’. Tenminste dat mag gehoopt worden. Het bijgaande bestand bevat zowel de column van Daan van Beek als mijn reactie daarop.

Citatie: G.J. van Bussel, ‘Een dure les!’, OD, november 2019, nr. 7, blz. 7.

Share This:

Blockchain en AVG

In januari 2016 maakte Vitalik Buterin op het blog van Ethereum duidelijk dat blockchain en privacy moeizaam samengaan. Compliance aan de AVG is van belang, vooral vanwege de hoge boetes die door de Autoriteit Persoonsgegevens opgelegd kunnen worden. In hoeverre kan de blockchain overweg met de AVG?

Een blockchain is bedoeld om transacties te faciliteren tussen mensen en organisaties die elkaar niet kennen en niet (hoeven te) vertrouwen. Gebruikers leggen data vast over een transactie, een betaling, een levering of een contract. Alle gegevens die daarvoor nodig zijn (de partijen, het subject, eventuele links naar documenten) worden vastgelegd. Dit ‘databaserecord’ wordt voorzien van een cryptografische sleutel die de inhoud authentiseert en onmuteerbaar maakt (een ‘record’-hash). De vastlegging wordt automatisch gecontroleerd. Indien goedgekeurd wordt het ‘record’, samen met andere goedgekeurde ‘records’ (van de afgelopen tien minuten) verzameld in een Blok. Het Blok wordt voorzien van een ‘timestamp’, waardoor de tijd van vastlegging wordt gedocumenteerd, en een daaraan gekoppelde ‘nonce’, een unieke en versleutelde waarde (de Blok-hash). Om het Blok in de blockchain te verankeren, wordt de Blok-hash van het voorgaande Blok opgenomen. ‘Mining servers’ controleren vervolgens de validiteit van het Blok. Daarna wordt het aan de keten toegevoegd en in een gedistribueerd netwerk opgeslagen. In de ‘ledger’, het register, wordt elk ‘record’ vastgelegd, waardoor het toegankelijk en vindbaar is.

Vanuit het perspectief van de AVG is het verschil tussen een publieke en private blockchain van belang. Een publieke blockchain heeft geen ‘eigenaar’ en iedereen kan deelnemen. In een private blockchain zijn de deelnemers vooraf geïdentificeerd en goedgekeurd. Een private blockchain gaat in principe in tegen de bedoeling van een blockchain: mensen en organisaties die elkaar niet kennen en niet vertrouwen helpen met het uitvoeren van transacties.

Een publieke blockchain kan niet voldoen aan een aantal vereisten uit de AVG:
(1) Er is geen verwerkingsverantwoordelijke, waardoor de kernbeginselen die gelden voor de verwerking van persoonsgegevens niet kunnen worden nageleefd (Artikel 4 lid 7 AVG);
(2) Er is geen toezichthouder die toetst op de wijze waarop de persoonsgegevens binnen de blockchain worden verwerkt; en
(3) Persoonsgegevens worden permanent opgeslagen. Dat botst met een aantal vereisten: zo moet de verwerking van persoonsgegevens worden beperkt tot wat noodzakelijk is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt (Artikel 5 lid 1 punt c AVG), moeten de gegevens worden gerectificeerd of gewist als ze onjuist zijn (Artikel 5 lid 1 punt d AVG) en moet het ‘recht op vergetelheid’ (het recht om te worden vergeten) worden gerealiseerd (op redelijk verzoek verwijderen van gegevens) (artikel 17 AVG).

Een private blockchain kan de AVG-problemen van verwerkingsverantwoordelijke en toezichthouder oplossen, maar niet dat van permanente opslag.

Het betekent dat de huidige generatie blockchaintechnologie niet in staat is een cruciaal beginsel van de AVG te realiseren. Er wordt onderzoek gedaan naar aanpasbare blockchains, maar zover is het nog lang niet.

De AVG is een bottleneck voor de toepassing van de blockchain. Daar waar persoonsgegevens een belangrijke rol spelen dient dan ook voorzichtig te worden omgegaan met de toepassing van deze technologie, ook in een private variant.

Deze column is gebaseerd op de volgende literatuur:

Ateniese, G., B. Magri, D. Venturi, en E. Andrade, ‘Redactable Blockchain – or – Rewriting History in Bitcoin and Friends’, 2017 IEEE European Symposium on Security and Privacy (EuroS&P), Parijs, April 26-28, 2017, pp. 111-126. PDF

Berberich, M., S. Malgorzata, ‘Blockchain Technology and the GDPR – How to Reconcile Privacy and Distributed Ledgers?’, European Data Protection Law Review, 2 (2016), nr. 3, pp. 422-426.

Bussel, G.J. van, ‘Blockchains en archivering’, Archievenblad, 2017, nr. 10, pp. 10-13. PDF

Buterin, V., ‘Privacy on the Blockchain’. Online source, 15 januari 2016.

Halberstam, S., R. Lumb, ‘Blockchain – The Concept and the Law’. Online source , s.d.

Maughan, A., ‘Blockchain – Legal and regulatory issues around distributed ledger technology’. Online source, 20 april 2016 (niet langer beschikbaar, ook niet in de Internet Archive (juli 2024).

Share This:

Armoede

Filosofen, zoals Derrida, Lacan en Wittgenstein, hebben ons wereldbeeld ingrijpend beïnvloed, ondanks (of misschien dankzij) de tegenstrijdigheden, inconsistenties en vage ideeën die de postmodernistische filosofie karakteriseren. Het idee echter dat ieder individu een eigen belang en (dus) een eigen waarheid heeft is gemeengoed. ‘De waarheid’ en ‘het algemene belang’ bestaan niet. Het samenstel van alle individuele belangen en subjectieve waarheden komt in evenwicht in een ‘vrije markt’.

De (op zijn best: twijfelachtige) vertaling van het postmodernisme naar de praktijk leidde tot extreme ‘economisering’ van onze maatschappij. Productiviteit, efficiëntie en rendement werden de vervangers van morele ideologieën. Burgers zijn klanten, patiënten en studenten respectievelijk zorg- en onderwijsconsumenten, 60-plussers kostenposten, artiesten en kunstenaars creatieve ondernemers.

Deze ‘economisering’ commercialiseerde de informatievoorziening. Informatiebronnen, van nieuwsmedia en onderzoekbureaus tot zoekmachines en sociale media, gebruiken commercie als fundament. De afgelopen dertig jaar is een groot deel van het nieuws, van de programma’s op tv en radio, van de boeken, tijdschriften en films geproduceerd door voortdurend groeiende multinationals, die jaarlijks honderden miljarden omzet genereren. Ze beïnvloeden ons wereldbeeld ingrijpend en ze sturen en manipuleren het om veranderende belangen en ‘waarheden’ te realiseren.

Marketeers, spindoctors, reclamemakers en communicatiestrategen maken belangrijke informatiestromen tot public relations, afgestemd op doelgroepen en beoordeeld op rendement. Ze maken de ‘waarheid’ van hun opdrachtgevers tot producten die verkocht moeten worden. Ze weten (als beoefenaars van postmoderne fenomenen als Marketing en PR) dat wat mensen voor ‘waar’ aannemen een kwestie is van hoe de wereld wordt gepresenteerd.

Informatievoorziening is een kwestie van marktwerking geworden. Het doel is niet meer om alle informatie in de wereld te ontsluiten en toegankelijk te maken, maar om het af te stemmen op de behoeften van de informatieconsument. Google werkt op basis van op behoeften bepaalde profielen die bepalen welke zoekresultaten getoond worden. Wat voor waar wordt aangenomen is gekoppeld aan een profiel. In het nieuws gaat het niet meer om maatschappelijke relevantie, maar om aansluiting vinden bij interesses en behoeften van een doelgroep. Informatiebubbels worden bewust gecreëerd als vormen van behoeftebevrediging en bevestiging van het eigen gelijk.

De commercialisering van de informatievoorziening is doorgeslagen in behoeften- en belangenbevrediging. Archieven en bibliotheken worden fijngemalen en worden geacht informatie aan te bieden voor hergebruik, voor services om specifieke doelgroepen te benaderen en om potentiële of veronderstelde behoeften te bevredigen.

Ondanks non-profit alternatieven om het tij te keren, gaat het niet meer om kennis. Het gaat om het exploiteren van informatie om behoeften te bevredigen van in eigen waarheden gelovende doelgroepen, die geen behoefte hebben aan harde feiten die deze waarheden als ‘vals’ aanmerken.

Het is deze intellectuele armoede die het failliet van het postmodernisme kenmerkt.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 9, p. 34.

Share This:

ZZP

In de informatiesector werken vele ZZP’ers. Velen hebben daar zelf voor gekozen. Een grote groep uit nood: een vaste baan werd verloren en de hypotheek moet worden betaald. Dat leidt tot onwenselijke si­tuaties.

In november 2016 schreef Ellen ter Gast, ZZP-docent bio-ethiek aan de Universiteit Leiden, in de Volks­krant over de opmars van ZZP’ers in het Hoger Onderwijs. ZZP-docenten zijn voordelig voor de onder­wijsin­stel­ling. Geen loonheffingen. Geen risico bij ziek­te. Alleen produc­tieve uren worden be­taald. Professionele ontwikkeling is voor rekening van de ZZP’er: die houdt immers voor eigen rekening zijn/haar vak bij. De onderwijsin­stel­ling bepaalt hoeveel uren in re­kening kunnen worden gebracht en het maximale be­drag per uur. 40 à 45 euro per uur wordt voor ZZP-do­centen ‘normaal’ geacht. Opbou­wen van een pen­sioen en een arbeids­onge­schiktheids­verze­kering wordt zo goed als onmogelijk.

ZZP-docenten worden niet eens slecht betaald: veel ZZP’ers moeten tevreden zijn met tarieven van rond 10 en 15 euro per uur. Vastgesteld door de opdrachtgever, met arbeidsomstandigheden die volledig door ‘de baas’ worden bepaald. Dat deze ZZP’ers geen ondernemer zijn staat buiten kijf. Vele nood-ZZP’ers staan in een gezagsverhouding ten opzichte van hun opdrachtgever.

Dit lijkt op de omstandigheden waaronder nood-ZZP’ers in ICT, informatieadvies of archiefwerk werken, al zijn de tarieven hier niet zó laag. Maar ook hier bepaalt niet de ZZP’er zelf, maar de opdrachtgever wat er gewenst is en wat acceptabele tarieven zijn. Rijkswaterstaat vroeg in het AD voor een klus van twee maanden een inwerkperiode van twee weken ‘tegen het nultarief’. Diezelfde instelling verlaagde meerdere malen de tarieven voor ingehuurde ZZP’ers. Bemiddelingsdiensten, koppelbazen die ZZP’ers behandelen als uitzendkrachten, snoepen 10-15% van het uurtarief van ZZP’ers op. Dat ook overheidsorganen de kosten drukken door gebruik te maken van dergelijke kapitalistische uitbuitingsconstructies is beschamend.

Op lange termijn lopen de opdrachtgevers aanzienlijke risico’s. Niet alleen omdat de wet deze schijnconstructies verbiedt of omdat ze reputatieschade oplopen. Vooral omdat ze zich zorgen moeten maken over de te betwijfelen vakinhoudelijke kwaliteit van deze onderbetaalde nood-ZZP’ers. De eisen die aan de informatiehuishouding en de gebruikte systemen daarin worden gesteld in onder andere de Algemene Verordening Gegevensbescherming vereisen hoge kwaliteit. Dat in handen leggen van mensen die het vel over de oren is getrokken en geen enkele loyaliteit naar de organisatie vertonen is uitermate risicovol. Datalekken kunnen leiden tot gigantische boetes.

De verbetering van de economie in 2017 leidt tot een afname van het aantal nood-ZZP’ers. Zij stromen weer in gewone banen in. De tarieven gaan weer stijgen. ZZP’ers kunnen als ondernemer gaan fungeren, hun eigen tarieven en werkomstandigheden bepalen, hun eigen offertes uitbrengen en een fatsoenlijk pensioen opbouwen. Dat het de opdrachtverstrekkers meer gaat kosten is duidelijk.

So what? Uitbuiting hoort niet voor te komen in dit land.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 8, p. 21.

Share This:

Zootje

De overheid staat de inlichtingendiensten toe 42 persoonlijke gegevens vast te leggen bij elke boeking van een vliegticket binnen Europa. Daar zijn gegevens bij over bij­voorbeeld ‘voedselvoorkeuren’, die geen verband hebben met het ticket dat geboekt is. Ze mogen vijf jaar worden bewaard, maar niemand weet of ze worden vernietigd. Het is een voorbeeld van het verzamelen van persoonlijke gegevens (oneerbiedig: datagraaien) waar vooral sinds we online zijn geen rem meer op lijkt te staan.

Het verzamelen van persoonlijke data is de kern van de digitale revo­lutie. We zijn uren bezig met de online verbin­dingen die het Internet biedt. Wouter van Noort schreef er een boeiend boek over: Is daar iemand? Hoe de smartphone ons leven beheerst. Hij beschrijft hoe we zo verslaafd zijn geraakt dat we onze ziel en zaligheid toever­trouwen aan internetbedrijven als Facebook, Twitter, Instagram, en andere.

We zijn gewillige ‘slacht­offers’ van bedrijven die gericht zijn op het bewust creëren van internetversla­ving om op basis daarvan data te verzame­len en die vervolgens te gelde te maken. Datadealers zou je die bedrijven kunnen noemen, ook al omdat ze de maatschappelijke effecten van hun handel en wandel negeren.

Onze (semi-)overheid verzamelt vrolijk mee. De onmetelijke data­stromen die de Smart City-initiatieven gene­reren waar onze overheden gretig instappen creëren Big Data (met per­soonlijke data van ca­mera’s, verkeers­lich­ten, ener­gie­meters, e.d.), die gebruikt kunnen worden om het gedrag van burgers te manipuleren en te sturen. Singapore gebruikt ze om afwijkende meningen uit te ban­nen.

Er staat nauwelijks een rem op het verza­melen, opslaan en analyseren van die data. Dat gebeurt met argu­menten als het verhogen van efficiency en vergroten van veiligheid. Gecombi­neerd met het “probleemoplos­sende ‘imago’ van de ICT”, zo stelt de Wetenschappelijke Raad voor het Rege­ringsbeleid, wegen die argumen­ten zwaarder dan “transparantie, privacy, keuzevrijheid of accountability”.

In hun boek Je hebt wél iets te verbergen proberen Maurits Martijn en Dimitri Tokmetzis te achter­halen welke datastromen de overheid verwerkt. De conclusie is ontnuchterend. Er wordt ner­gens dui­delijk beheer ge­voerd. Het is niet bekend waar welke data wordt opgeslagen, hoe die data worden gebruikt en geanalyseerd en of die data worden vernietigd. Data stroomt van de ene database naar de andere, zonder enige transparantie. Infor­matiebeveiliging is een chaos, waardoor het verzamelen van data op zijn minst zorgwekkend is. Datalekken volgen elkaar op. Ondanks de waarschu­wende rapporten en het be­wustzijn dat het moet ver­beteren, gebeurt er weinig. De EU-databeschermingsrichtlijn (GDPR), die volgend jaar mei moet ingaan, lost dat niet op. Mis­schien dat het meer bewustzijn genereert, maar of het een rem zet op het verzamelen van persoonlijke gegevens is twijfelachtig. Regels zijn geduldig.

Al met al maakt dit ‘gegevensbeheer zootje’ de uitdrukking ‘betrouwbare overheid’ lachwekkend.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 7, p. 19.

Share This:

Blockchain Mania

Eind 2016 publiceerde Victoria Lemieux, associate professor aan de University of British Columbia in Vancou­ver, in het Records Management Journal een artikel over ‘trusted records’ en de rol van blockchain technolo­gie. Dat artikel kwam op een moment dat de blockchain ‘hype’ werd.

Een blockchain is een database (een register, ‘ledger’) waarin meerdere, wereldwijd ver­spreide computers sa­menwerken om versleutelde blokken informatie (‘blocks’) op te slaan. Elk nieuw blok bevat via versleutelde co­deringen (‘hashes’) ook de codering van het blok ervoor. Zo ontstaat een keten (’chain’) met volledige en on­muteerbare informatie. Bij de Bitcoin-toepassing (waarin de technologie voor het eerst gebruikt werd) is deze database publiek toegankelijk. De essentie van de technologie is dat informatie decentraal wordt bewaard, authentiek en inte­ger is en niet kan worden gemu­teerd. Ideaal voor bewijs en archivering, want de authenti­citeit, integriteit en be­reikbaarheid van de in­formatie worden gewaarborgd.

Lemieux plaatst er kanttekeningen bij. Ze bewijst de kwetsbaarheid van de block­chain voor mani­pulatie van timestamps, ongeautoriseerd toevoegen van malware computers in de distributiekanalen en problemen in het managen van digitale handtekeningen. Ze merkt op dat vele toepassingen vereisen dat de ‘origine­len’ worden bewaard om te controleren of de hashes juist zijn. Dat ver­eist de aanwezig­heid van digitale ar­chieven, be­waar­strategieën en de inrichting van een technische infrastructuur die de blij­vende toegankelijk­heid van die origi­nelen regelt. Maar dan kan juridisch bewijs ook worden gerealiseerd door de archivering van de originelen in die archiveringsomgeving, vooral om­dat de opslag daar contextueel plaatsvindt. Een blockchain doet dat in principe niet.
Daarnaast kan in een blockchain opgenomen informa­tie niet vernietigd worden waardoor de wettelijke ver­plichting tot vernietiging niet kan worden uitgevoerd. De vernietiging van de originelen (wat formeel zou moe­ten) breekt de blockchain omdat een vergelijking van de hashes van de ‘originelen’ en de blockchain niet lan­ger mogelijk is.

Dat alles doet de vraag rijzen wat het nut van die blockchain is.

Met de technologie is weinig mis. Voor archivering is een ‘private blockchain’ nodig, maar in de meeste op­los­singen is dat standaard. Er is dan beperkte toegang tot de blockchain, bij­voor­beeld de partners in een ketenor­ganisatie. Er moeten voorzie­ningen zijn voor contextueel gebruik van een blockchain en voor behoud van in­formatie, bijvoorbeeld een koppeling met een zaaksysteem, records ma­nagement applicatie of een eDepot-applicatie. Bij de meeste experimenten met blockchain-technologie is hiervan geen sprake.

De vraag wat het doel is van de blockchain wordt te weinig gesteld in de ‘mania’ om de nieuwe technologie te gebruiken. Als dat doel met traditionele database­technologie kan worden gerealiseerd, waarom dan een com­plexe blockchain gebruiken? Voor archivering de belangrijkste vraag….

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 6, p. 33.

Opmerking
Er wordt op dit moment erg veel onderzoek gedaan naar blockchain technologie in relatie tot archivering en information governance. Op het moment van schrijven van deze column waren mij twee artikelen onbekend die twee bezwaren genoemd in deze column van een mogelijke oplossing voorzien: de mogelijkheid tot aanpassing (in het kader van vernietiging) van een blockchain en het contextualiseren van de objecten opgenomen in een chain. De volgende artikelen beschrijven mogelijke oplossingen voor beide problemen:

V.L. Lemieux, M. Sporny, ‘Preserving the Archival Bond in Distributed Ledgers: A Data Model and Syntax’, Proceedings of the 26th International Conference on World Wide Web Companion WWW ’17 Com, Perth, Australia, April 3-7, 2017, pp. 1437-1443. Klik hier voor download.

G. Ateniese, B. Magri, D. Venturi, and E. Andrade, ‘Redactable Blockchain – or – Rewriting History in Bitcoin and Friends’, 2017 IEEE European Symposium on Security and Privacy (EuroS&P), Paris, April 26-28, 2017, pp. 111-126. Klik hier voor download (de PDF betreft een uitgebreidere versie dan de gepubliceerde versie).

Beide mogelijkheden zijn nog niet geïmplementeerd binnen bestaande blockchain oplossingen.

Share This:

Bananenrepubliek

De ambities zijn torenhoog. De beloften fabuleus. De realiteit dramatisch.

Dat is informatietechnologie binnen (semi-)overheidsorganisaties.

IT-treurnis alom.

In februari 2017 sprak het FD over het Kadaster, waar de toegangsbeveiliging niet op orde is, waar historische gegevens kunnen worden gewijzigd en waar gebruik gemaakt wordt van onveilige nauwelijks ondersteunde besturingssystemen. Zembla maakte melding van (opnieuw) problemen bij de Belastingdienst, waar de autorisatie dusdanig slecht is geregeld dat identiteitsfraude mogelijk is, toegang tot gegevens van belastingbetalers niet wordt gecontroleerd en waarbij persoonlijke gegevens (mogelijk) mee naar huis zijn genomen. Volgens een onderzoek van Women in Cybersecurity naar 97 ziekenhuizen bleek dat een groot deel ervan persoonsgegevens via de webformulieren op hun websites niet beveiligt. In maart bleek (volgens RTV Rijnmond) dat binnen de gemeente Rotterdam de beveiliging van persoonsgegevens tekortschiet, e-mailcorrespondentie eenvoudig kan worden ingezien en wachtwoorden zo ongeveer op straat liggen. Dat kan worden aangevuld met problemen in de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Kampen, Leiden en Zwolle. En als klap op de vuurpijl krijgt volgens het AD de Nationale Politie het ‘nieuwe’ archiefsysteem Documentum niet werkend, ondanks een investering van 51.000 manuren, 12,7 miljoen euro aan licentiekosten en onderhoud en 2,5 miljoen euro voor het in bedrijf houden van het ‘oude’ archiefsysteem.

Het is een onthutsend overzicht.

Woordvoerders proberen er het beste van te maken, maar de naïviteit spat ervan af. Een woordvoerder van de politie bijvoorbeeld stelde dat de verwachting was een ‘kant-en-klaar systeem’ te krijgen, maar toen bleek dat het nog volledig moest worden ingericht. Wat bij de (ongetwijfeld) kostbare aanbesteding toch minimaal duidelijk had moeten worden, lijkt mij.

Dergelijke naïviteit is onvergeeflijk bij zoveel verspilling van publiek geld.

Alle rapporten over overheids-ICT van de afgelopen jaren (zoals het rapport-Elias van 2014) maken duidelijk dat ICT goed gestuurd moet worden, verstandig moet worden gebudgetteerd en qua ambities getemperd. En die, voeg ik eraan toe, niet voortdurend moet worden overspoeld met ‘nieuw beleid’ dat aanzienlijke wijzigingen vereist terwijl eerder vereiste wijzigingen nog niet eens zijn verwerkt.

Dat alles gebeurt niet.

De realiteit is hard. Veel ICT-ontwikkelingen kunnen niet eens worden verwerkt. Bijna alle overheidsorganisaties werken met grote, veelal verouderde, centrale administratieve systemen die te complex geworden zijn om te vervangen. Het zijn vaak lokale knutselwerkjes, wemelend van slecht maatwerk, met veel verlopen licenties, software die niet langer wordt ondersteund en verouderde infrastructuren.

Dat is niet te veranderen met ambitie en beloften. Dat vraagt (heel veel) geld, tijd en talent.

Anders blijven we een ICT-bananenrepubliek.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 4, p. 35.

Share This:

Geloof

‘There are facts, and there are beliefs, and there are things you want so badly to believe that they become as facts to you’.

Julie Beck, een redacteur van The Atlantic, ging op 13 maart in op het verschijnsel dat ‘geloven dat iets waar is’ een belangrijke rol speelt bij de ontkenning van ‘undeniable facts’. In de psychologie wordt dat cognitieve dissonantie genoemd, de spanning die ontstaat bij het horen van feiten of opvattingen of het vertonen van gedrag, strijdig met eigen overtuigingen, waarden en normen.

De sociaal-psycholoog Leon Festinger beschreef dit verschijnsel, samen met zijn collega’s Henry Riecken en Stanley Schachter, al in 1957 in When Prophesy Fails. Dat boek begint met de regel dat ‘A man with a conviction is a hard man to change. Tell him you disagree and he turns away. Show him facts or figures and the questions your sources. Appeal to logic and he fails to see your point’.

Sociale media maken het verschijnsel endemisch omdat we alleen berichten zien die aansluiten bij wat we denken, voelen en accepteren. We willen geen berichten zien of horen waar we het bij voorbaat niet mee eens zijn. De psycholoog Tom Gilovich stelt dat het de menselijke wil is die bepaalt of iets als informatie kan worden geaccepteerd. Als het niet past bij persoonlijke overtuigingen wordt het genegeerd, zeker als de communities waartoe je behoort of wilt behoren dat ook doen.

Het woord van het jaar 2016 is volgens Oxford Dictionaries ‘post-truth’, de waarheid van objectieve informatie kan worden ontkend als emotie en persoonlijke overtuiging aangeven dat het niet waar is. Informatie wordt tot wat de dogma’s van sociale groe­pen willen dat het is. Hoe intelligenter, hoe gevoeliger iemand is in dit soort gedrag te vervallen omdat beter kan worden beredeneerd waarom objectief juiste informatie subjectief toch onjuist is. Het geloof hééft (ondanks alles) gelijk. Het gaat in tegen alles wat de Verlichting ons heeft geleerd, waardoor een van de pijlers van de Westerse beschaving begint te scheuren.

Objectief onderzoek wordt eigenlijk onmogelijk. Want een onpartijdige aanpak is altijd tegen het zere been van de aanhangers van de standpunten, meningen en overtuigingen die worden besproken en die elk denken dat hun informatie beter, objectief en waar is. Binnen het sociaal-psychologische krachtenveld van de ‘post-truth’-tijd zijn we de waarheid voorbij. Juistheid of onjuistheid van informatie speelt geen enkele rol. Het gaat om de subjectieve waardering daarvan binnen de dogma’s van de communities waartoe we behoren.

Het is de globale adoptie van de Nederlandse Verzuiling, waarbinnen de ‘eigen waarheid’ van informatie bepaald werd op basis van het geloof (normen, waarden en dogma’s) van de maatschappelijke ‘zuil’ waartoe men behoorde. Het isolationisme van de huidige geloven gaat gevolgen hebben voor het denken over informatie.

Voor mij zal het woord van het jaar 2017 ‘informatie isolationisme’ zijn….

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 3, p. 24.

Share This:

Filter

In 2011 publiceerde de internet activist Eli Pariser ‘The Filter Bubble: What the Internet is hiding from you’, een veelgeprezen, maar ook zeer bekritiseerd boek over de ‘informatiebubbel’. Pariser beweerde dat website-algoritmes, zoals die van Google, door middel van personalisatie selectief pro­beren te bepalen welke informatie gebruikers willen zien, waarbij ze weinig (of geen) informatie zien die eigen standpunten tegenspreekt. Het gevolg daarvan is isolatie van gebruikers in hun eigen culturele en ideologische luchtbel. In een artikel van december 2015 in Ethics and Information Technology stellen Engin Bozdag en Jeroen van de Hoven dat de ‘filter bubble’ daadwerkelijk een probleem is en dat algoritmes gemaakt om deze te bestrijden niet probleemloos werken. Een onderzoek van journalisten van het Eindhovens Dagblad begin januari van dit jaar gaf aan dat links-liberale journalisten en nieuwsmedia geen weet hebben van nieuwsinterpretaties die buiten hun eigen ideologische of politieke gedachtegoed worden geformuleerd. En omgekeerd. Maatschappelijk is zo’n informatiebubbel problematisch. Het leidt tot een nieuwe verzuiling.

Nog problematischer is het semantische informatiefilter, waar bij de door een auteur gebruikte (verhullende) taal het (on)­mogelijk maakt te achterhalen of de verstrekte informatie ‘waar’ of ‘niet waar’ is. Of, misschien beter, ‘betrouwbaar’ of ‘niet betrouwbaar’. Semantische filters ontwaren (en ontwarren!) is moeilijk.

Want wie weet dat als iemand een uitspraak doet over een zaak waar hij een belang in heeft en die uitspraak is ten voordele van die zaak, de kans dat de uitspraak waar is slechts 20% is? Of dat als van een groep van tien mensen er acht iets beweren dat in het belang is van de groep, en twee beweren het tegendeel, de kans dat die laatste twee gelijk hebben ongeveer 95% is? Of dat als de vorm van de boodschap belangrijker lijkt dan de inhoud, de boodschap onbetrouwbaarder is? Of dat als er emotionele uitspraken gedaan worden, de kans dat de uitspraken gelogen zijn meer is dan 75%?

Dit soort, door wetenschappelijk onderzoek onderbouwde feiten maakt betrouwbaarheid van het nieuws dat we dagelijks over ons heen gestort krijgen uitermate twijfelachtig.

De meeste informatiegebruikers verifiëren het ook niet. In 2006 stelde het Pew Internet & American Life Project vast dat de meeste gebruikers van sites met informatie over medicijnen en gezondheidszorg zelden of nooit de bron verifiëren of kijken naar de datum van de informatie. 75% van de gebruikers keek daar ‘soms’, ‘zelden’ of ‘nooit’ naar. Vergeleken met vergelijkbaar onderzoek in 2001 was dat percentage alleen maar gestegen. Ik heb geen gegevens gevonden die aantonen dat het percentage sindsdien is gedaald.

Informatie wordt gefilterd. Door algoritmes en door taalgebruik. Stap uit je zuil. Vraag door. Lees verder. En wordt geen papegaai zonder te verifiëren of dat wat je verspreid wel klopt.

De informatiebubbel van Pariser is slechts het topje van de ijsberg…..

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 1, p. 34.

Share This:

Robots

In september berichtte Metro over de vrees van jongeren dat ze hun baan gaan verliezen aan robots. Die vrees is niet onterecht. De invloed van robots en datagedreven automatisering is groot, zeker in fabrieken waar routinematige werkzaamheden aan een ‘lopende band’ al grotendeels gemechaniseerd plaatsvinden. De data analytics afdeling van het management adviesbureau Deloitte voorspelde onlangs dat de komende twintig jaar tussen de twee en drie miljoen banen gaan verdwijnen. Frey en Osborne schreven in 2013 in The Economist al dat de kans uiterst groot is dat hele beroepen binnen twintig jaar verdwijnen!

Routinematig werk wordt door machines overgenomen. Niet alleen laaggeschoold productiewerk, ook werk dat door MBO’ers, HBO’ers en academici wordt uitgevoerd. Analyseren van MRI scans en röntgenfoto’s bijvoorbeeld. Het nemen van beslissingen over vergunningen. Het kopen en verkopen van aandelen. Het beheren van archieven. Het bepalen en samenstellen van een dieet. Etcetera, etcetera.

Deloitte voorspelt dat voor 286.000 van de 1.1 miljoen studenten en leerlingen over twintig jaar het werk waarvoor ze worden opgeleid niet meer bestaat. 42 % van de MBO’ers zal worden getroffen. Voor ruim 21.000 van de 68.000 MBO-leerlingen in de zorg zal geen baan weggelegd zijn omdat een robot dat werk overneemt. Bij administratieve en secretariële opleidingen gaat dat op voor 70 % van de leerlingen. Bij het HBO zal voor een op de vijf studenten geen werk te vinden zijn in hun opleidingsgebied, voor academische opleidingen voor een op de tien. Robots en computers zijn nog niet in staat ambachten als timmerman, metselaar, elektricien, of tuinman over te nemen, dus voor dergelijke beroepsgroepen zullen de effecten gering zijn.

Of iemand buiten zijn opleidingsgebied goed kan functioneren is de vraag. Het grootste deel van alle banen is informatie-intensief. Het kunnen bepalen of die informatie correct is, betrouwbaar, integer en contextueel is cruciaal. Om te kunnen functioneren zijn informatievaardigheden onmisbaar. Of jonge mensen die vaardigheden ook daadwerkelijk bezitten? Wetenschappelijk onderzoek (onder andere van Neil Selwyn) twijfelt daaraan.

Het feit dat politici, bestuurders en onderwijsbonzen er nauwelijks aandacht aan besteden is ze zeer kwalijk te nemen. Tegen beter weten in veronderstellen dat de ‘net generation’ volledig ‘information literate’ is, is naïeviteit van de bovenste plank. Wel praten over een ‘leven lang leren’ (nodig om in ander werk te kunnen functioneren), maar fiscaal dat leren onaantrekkelijk maken, is hypocriet. Wie niet blijft leren valt sociaal buiten de boot.

De economische voordelen van robotisering zijn groot, maar er is veel te weinig aandacht voor de sociale gevolgen. ‘Wishful thinking’ lost die niet op. Het vergroten van informatievaardigheden kan bijdragen aan een oplossing.

Belasting heffen op robots misschien ook. Ze verdrijven belastingbetalers namelijk van de arbeidsmarkt. Misschien ook iets om over na te denken….

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 8, p. 19.

Share This:

Archivalisering

Begin september was ik spreker op een conferentie over ‘information systems management’ in Evora (Portugal). Ik sprak over het belang van context voor het reconstrueren van het verleden. Die reconstructie is nodig om be­wijs en verantwoording te kunnen afleggen. Het is nodig om te laten zien dat wetten, regels en procedures daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Compliance wordt dat genoemd.

Het was een populair onderwerp op die conferentie. Dat is niet vreemd, want veel informatiesystemen worden door organisaties gebruikt om compliance af te dwingen in bedrijfsprocessen. Denk aan SAP, PeopleSoft of zaaksystemen. Er waren presentaties over hoe bedrijfspro­cessen met informatiesystemen kunnen worden ingericht en geconfigureerd om alle benodigde wet- en regelgeving uit te voeren, alle han­delin­gen en activiteiten te besturen en, zo werd benadrukt, de ‘performance’ van het pro­ces te verbeteren.

In­formatiesystemen bepalen welke handelingen wanneer en op welke wijze moeten worden verricht. Organisaties gebruiken deze systemen om mensen te dwingen te werken zoals procedures vereisen en informatiesystemen zijn geconfigureerd. Dat vloeit voort uit een visie die organisaties ziet als ontwerp- en stuurbare machines. Die visie vindt mensen onbetrouwbaar. Ze maken immers fouten en doen wel eens iets wat organisaties niet willen.

In zijn inaugurele rede in 1998 introduceerde Eric Ketelaar het fenomeen ‘archivalisering’, de bewuste of onbewuste keuze om iets wel of niet te bewaren op basis van sociale, religieuze, culturele, politieke en economische invloeden. Hij stelde dat archivalisering bepaalde hoe archieven worden gevormd. Deze ‘software of the mind’ (naar de organisatiepsycholoog Geert Hofstede) reflecteert morele normen, vooroordelen en psychologische beperkingen, veroorzaakt door de omgeving. Organisaties en hun informatiesystemen wensen deze normen, vooroordelen en beperkingen te negeren om beter te kunnen controleren.

Recent onderzoek van Ciarán O’Kelly en Melvin Dubnick toont dat deze ‘software of the mind’ en de sociale relaties tussen mensen een veel belangrijkere rol spelen in organisaties dan gehoopt of ver­wacht. Mensen blijken systemen te laten voor wat ze zijn. Mensen bepalen in onderling overleg, met geven en nemen, wat er moet gebeuren, welke beslissing acceptabel is, welke informatie moet worden bewaard (en welke niet) en wat er in informatiesystemen moet worden ingegeven. Informatie wordt achteraf vastgelegd en een informeel genomen beslissing wordt achteraf geformaliseerd. De daadwerkelijke context is een totaal andere dan de vastgelegde context. Ik wees daarop in mijn voordracht in Evora.

Sociale relaties ontglippen aan bureaucratische controle en aan informatiesystemen. Er is nauwelijks aandacht voor die sociale dynamiek in organisaties en informatiesystemen, terwijl die van grote invloed is op informatiemanagement, archivering en compliance.

Ketelaar heeft gelijk. Archivalisering is veel belangrijker dan organisaties denken.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 7, p. 34.

Share This:

Professie

Computerized Archival Science. Onder die noemer is Victoria Lemieux, associate professor in de onderzoeksgroep van Luciana Duranti bij de University of British Columbia in Vancouver, gestart met een nieuw project.

Op Research Gate beschrijft Lemieux dat computers archiveringsprocessen (als waardering, ordening en beschrijving, behoud en toegankelijkheid) efficiënter kunnen maken. Ze wil computers de ver­wer­king, analyse, opslag en behoud van archiefinformatie laten uitvoeren.

Lemieux’ vooronderstelling is dat traditionele werkwijzen onvoldoende zijn om gro­te massa’s digitale infomatieobjecten te verwerken. Dat is bekend, maar er be­staat huiver voor de gevolgen (houden archivarissen werk?). Lemieux schudt die huiveringen af. Wat ze wil doen bouwt voort op Duranti’s onderzoek naar digitale diplomatiek: het ontwaren van de vorm- en structuurvereisten van digitale informatieobjecten die de integriteit en authenticiteit van informatie waarborgen. Dat onderzoek heeft geleid tot al­lerlei criteria die door informatietechnologie kunnen worden gebruikt om ge­auto­matiseerd betrouwbare informatieobjecten te realiseren.

Lemieux zet een volgende stap. Voor de verwerking van Big Data is het namelijk nodig de processen die de betrouwbaarheid van informatieobjecten waar­­borgen (de archiveringsprocessen) door computers te laten uit­­voe­ren.

Ik denk dat het kan. Uiteindelijk. Ik noemde in 2012 in mijn lectorale rede Archiving schould be just like an Apple al ‘volledig geautomatiseerde archiveringsomgevingen’ als de toekomst. Mensen zouden intuïtief met computers kunnen werken zonder zich zorgen te maken over de ar­chi­vering van in­formatie. Die zou op de achtergrond geautomatiseerd en betrouwbaar worden uitgevoerd.

Ik besteedde in die rede ook een paragraaf aan de digitale archivaris. Ook al verlopen archiveringsprocessen geautomatiseerd, dan wil dat nog niet zeggen dat er geen archivaris meer nodig is. Maar de benodigde kennis en vaardigheden voor die rol zullen wel anders zijn dan die nu geleerd worden. Ik wees op informatie­- en organisatiewetenschap, informatietechnologie, compliance en (ook) infor­ma­tica. Een van mijn conclusies toen was zelfs dat er zoveel verschillende kennisgebieden en vaardigheden vereist worden dat een digitale archivaris niet gauw één persoon zal zijn. De generalistische archivaris is in een digitaal tijdperk passé.

De uitgangspunten van archivistische basiskennis zijn de onschendbaarheid van de bewijswaarde van archieven, het denken volgens het ‘records continuum’, het organische karakter van de archiefvorming, de vier dimensies van informatie en het ‘respect des fonds’. Die uitgangspunten zijn nodig om als digitale archivaris te kunnen functioneren, maar iedereen die met informatie werkt zou ze moeten onderschrijven.

Tenminste als we willen dat informatie vindbaar, beschikbaar, waarneembaar, begrijpelijk en contextueel is. Als we willen dat informatie betrouwbaar is en blijft.

Misschien een criterium voor de certificatie als informatieprofessional?

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 6, p. 34.

Share This:

Nieuws?

Binnenlands Bestuur beschrijft de worsteling van gemeenten met floppy’s, tapes en cd-roms. ‘Oude’ informatie is moeilijk vindbaar, niet doorzoekbaar en soms geheel ontoegankelijk. Er zijn zoveel boeken, artikelen en nieuwsberichten verschenen over de wankele ‘duurzaamheid’ van digitale in­for­matie dat het verwonderlijk is dat een tijdschrift zo’n bericht nog als nieuws kan presenteren. Al in februari 2014 publiceerde ik samen met een collega een opiniestuk in datzelfde Binnenlands Bestuur, waarin we reageerden op een rapportage van de Erfgoedinspectie over de falende di­gitale archivering bin­nen de ministeries. Wij sloten af met: ‘Onze rijksoverheid wordt niet dement – zij is het al.’ Er hebben de afgelopen jaren voldoende berichten de pers gehaald om die stelling ook te betrekken op de gemeentelijke overheid.

Het ‘geheugen’ wordt niet beter met digitale technologie. En het was al niet zo geweldig! Want ook in het analoge tijdperk was veel informatie moeilijk vindbaar, niet doorzoekbaar en geheel ontoegankelijk. In talrijke projecten werden juist die argumenten gebruikt om het papier af te zweren en te digitaliseren. Naast de kosten uiteraard, want digitaal werken en archiveren is toch stukken goedkoper? Ook die idee is een illusie gebleken. Het moeizame en kostbare proces om digitale bewaarplaatsen (e-depots) tot stand te brengen is daarvan een uiting.

Terug naar de floppy’s, tapes en cd-roms. Is het erg als ze niet toegankelijk zijn?

Dat is afhankelijk van het moment waarop ze met data beschreven zijn. Hilbert en López constateerden in 2011 in Science dat in 2000 ongeveer 25% van de beschikbare data opgeslagen was in digitale vorm, terwijl dat in 2007 al gestegen was tot 94%. Als die floppy’s, tapes en cd-roms voor 2000 te dateren zijn, dan is hun ontoegankelijkheid niet zo problematisch. De meeste informatie van voor dat moment is grotendeels in papieren dossiers opgeborgen. Maar na 2000 worden papieren dossiers steeds dunner, zijn digitale data leidend en wordt het print-commando minder gebruikt. De toegankelijkheid van opslagmedia wordt dan essentieel om data te kunnen vinden.

Wat in veel organisaties ontbreekt is het bewustzijn dat er hard moet worden gewerkt om digitale data toegankelijk te houden. Hard- en software verouderen in razend tempo en als data niet worden gemigreerd of opgeslagen volgens open standaarden, dan is het ontoegankelijk worden daarvan slechts een kwestie van tijd. Digitaal archiveren (digitale informatie toegankelijk houden in de tijd) kost inspanning, moeite en geld.

Gelukkig kan er veel informatie worden ‘gered’.

Bij alle rampverhalen over het verloren gaan van digitale data blijkt uiteindelijk dat het grootste deel ervan kon worden gered. Gespecialiseerde bedrijven kunnen data van veel van die floppy’s, tapes en cd-roms opnieuw leesbaar maken, als die media tenminste niet te ernstig zijn beschadigd. Dat kost erg veel geld, waarschijnlijk meer dan digitale informatie goed archiveren.

Maar ook dat is geen nieuws.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 5, p. 32.

Herdrukt in: W. Bronsgeest, M. Wesseling, E. de Vries, R. Maes, Informatieprofessional 3.0. Strategische vaardigheden die u connected houden (Amsterdam: Adfo Books, 2017), pp. 266-267.

Share This:

Drijfzand

Replicatie (of herhaalbaarheid) is een wetenschappelijk dogma. Het waarborgt de controleerbaarheid van onderzoek. Directe (of: zo exact mogelijke) replicatie is echter moeilijk.

In 2005 verscheen in PLOS Medicine Why most research findings are false’, van de statisticus en epidemioloog John Ioannidis. Op basis van wiskundig en statistisch onderzoek stelde Ioannidis dat de conclusies in 80% van de medisch wetenschappelijke publicaties onhoudbaar zijn. Hij onderbouwde dat, ook in 2005, in een artikel in de Journal of the American Medical Association. Het bleek dat 41% van de 49 meest geciteerde onderzoeksconclusies vanaf 1990 onjuist of ernstig overdreven waren. Bayer en Amgen, twee van ‘s werelds grootste pharmaceuticals, rapporteerden in 2011 dat zij in hun eigen la­boratoria respectievelijk slechts 11% en 25% van eerder gepubliceerd onderzoek konden repliceren. In 2012 kon Amgen resultaten uit zes van de 54 ‘land­mark cancer papers’ re­pliceren. Het geeft aan dat Ioan­nidis’ conclusies dichter bij de waarheid zijn dan lange tijd werd gehoopt.

Vooral psychologisch onderzoek staat onder druk. Een artikel uit 2015 door een consortium van 270 wetenschappers (o.a. van de Universiteit van Amsterdam) con­cludeert dat 60% van de resultaten van psychologisch onderzoek niet repliceerbaar is. Deze studie werd in maart dit jaar onderuit gehaald met het verwijt dat er geen directe replicatie was uitgevoerd, waarna het ‘modder gooien’ begon.

De vraag is of directe replicatie binnen mens- en gedragswetenschappen wel mogelijk is. Hans Strik­werda, hoogleraar bedrijfskunde aan de Universiteit van Amsterdam, vindt van niet. Het gedrag van men­sen verandert immers in de tijd. In de bedrijfskunde liggen empirische waarnemingen bijvoorbeeld aan de basis van succesmodellen. Iedere manager die daarmee werkt, verandert de empirie, waardoor replicatie onmogelijk wordt.

Bij conceptuele replicatie wordt dezelfde theorie getoetst aan nieuwe experimenten. Dit lijkt binnen de mens- en gedragswetenschappen meer voor de hand te liggen. Maar dat vereist wel veel van het Research Data Management van de wetenschappelijke instituten. Het vereist niet alleen het bewaren van de gebruikte datasets, maar ook exacte vastlegging van de methodologie voor dataverzameling, -bewerking, -selectie, -massage, -analyse en -verificatie. Het vereist het vastleggen van zoek-, be­werkings- en analysecriteria. Het vereist het bewaren van de gebruikte versies van algoritmen. Het vereist informatiemanagement en archivering. Het vereist volledige (contextuele) transparantie in de gebruikte onderzoekmethode, beschreven en gepubliceerd. Op grond van dergelijke vastleggingen zijn er initiatieven waarbij wetenschappers experimenten voor publicatie door andere onderzoekers (vrijwillig) laten herhalen en de resultaten in de uiteindelijke publicatie opnemen.

Het is een begin.

Tot dit wetenschappelijke usance wordt, is veel onderzoek echter niet herhaalbaar.

Wetenschappelijk drijfzand dus.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 4, p. 32.

Share This:

Amateurs

Begin maart verscheen het rapport van de enquêtecommissie van de Amsterdamse gemeenteraad naar de financiële wantoestanden in de stad. De gemeentefinanciën schieten structureel tekort, het college van Burgemeester en Wethouders deed niets en de gemeenteraad controleerde niet. Basistaken werden niet goed uitgevoerd. Het gemeentebestuur nam besluiten op basis van onjuiste informatie, greep niet in en volgde adviezen en aanbevelingen uit eerdere rapporten niet op. De gemeenteraad volgde liever hypes en vond financiën niet ‘sexy’. De gemeentesecretaris en de ambtelijke top faalden. Wethouders van Financiën wisten niet dat ze moesten besturen. De gemeentesecretaris wist ook niet welke rol te vervullen binnen het gemeentelijke apparaat.

Het onderwerp van de raadsenquête heeft (al wordt dat niet gezegd) een nauwe relatie met de ICT chaos, die Amsterdam óók kenmerkt. De rapporten daarover zijn veelzeggend. Niet op elkaar aansluitende en ‘lekke’ ICT systemen, geen informatievisie, informatiebeleid of informatiestrategie. Mislukte ICT projecten. Uit de hand lopende kosten. Geen ambtelijke discipline bij de invoer en verwerking van gegevens.

Het is niet vreemd dat het financieel mis gaat. Financieel administreren is grotendeels ‘gewoon’ informatiemanagement. Dat blijkt bij privacygevoelige informatie in de gemeente ook niet goed te gaan. Begin dit jaar kreeg Amsterdam nog een veeg uit de pan van de inspectie SZW: de gemeente doet (net als bijna alle andere gemeenten!) te weinig aan de beveiliging van Suwinet, het systeem waarmee overheidsorganen gegevens over burgers en bedrijven uitwisselen. Ambtenaren blijken regelmatig te snuffelen in die gegevens. Amsterdam blijkt slechts te voldoen aan twee van de zeven gestelde normen. Zo ontbreekt een beveiligingsbeleid, worden bevindingen over de beveiliging niet doorgegeven aan het management en hebben veel meer ambtenaren dan nodig toegang tot het systeem. Pijnlijk, omdat de eigen, interne accountantsdienst had geconstateerd dat alles op orde was. Maar ja, die voert ook de interne en externe controle op de financiën uit, en dat is geen succes.

De gemeente Amsterdam heeft een ingewikkelde informatie-infrastructuur. Zo’n omgeving vereist belangstelling voor informatiemanagement. Het gebrek daaraan is stuitend, en niet alleen in de gemeente Amsterdam.

Een onderzoeker van het Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis raakte een harde schijf kwijt met medische gegevens van 781 patiënten. Die schijf lag (tegen alle richtlijnen) achter in een auto toen hij gestolen werd. Het is een uiting van eenzelfde probleem: een falend bewustzijn van informatiemanagement.

En dat is het gevolg van informatie-incompetente bestuurders, politici en ambtenaren. Ze maken het besturen van informatie-intensieve organisaties tot een farce. Of, om Job Cohen uit 2009 te citeren: het zijn ‘allemaal amateurs’. Zeker als het gaat om informatiemanagement.

Maar de Amsterdamse wethouder van financiën heeft het liever over de voorjaarsnota.

Tja…

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 3, p. 29.

Share This:

Integriteit

Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) publiceerde in januari Integriteit in zorgorganisaties. Hieruit blijkt dat in de praktijk van alle dag integriteit een moeilijk begrip is, gericht op gedrag en morele normen en waarden. Volgens het CEG bestaat integriteit uit vier componenten: betrouwbaarheid (handelen naar wat je zegt), deugdzaamheid (moreel het goede doen), authenticiteit (intrinsiek gemotiveerd zijn) en reflectie (je kritisch verhouden tot (de toepassing van) normen en regels). Integer handelen is moeilijk, ook omdat de publieke opinie er een beeld van heeft dat niet overeenkomt met de complexiteit ervan. Integriteit heeft te maken met persoonlijke overtuiging en ethiek, waardoor om ‘goed’ te doen ook regels aan de kant geschoven kunnen worden. Een medisch specialist laat bij een kwestie van leven en dood de ‘heilige’ protocollen voor wat ze zijn.

Want ondanks dat we overstelpt worden met integriteitscodes die omschrijven wat wel en niet mag, wetenschappelijk is aangetoond dat opgelegde regels niet helpen om integer te zijn en te blijven. Voorschrijven wat moet, wil niet zeggen dat mensen overtuigd zijn dat het zo hoort. Mensen bepalen samen het gedrag dat bij hun werk, organisatie of beroep past. Regels die daarvan een uiting zijn kunnen werken, tenminste zolang ze dynamisch zijn. Hoe over integriteit wordt gedacht is immers sterk tijdgebonden en situationeel.

Anna Bernasek toonde in 2010 in The economics of integrity aan dat integriteit een economische waarde heeft, gebaseerd op ‘trust’ en ‘trustworthiness’. Ze liet met voorbeelden zien dat integriteit de basis is voor het slagen of falen van economische activiteiten. Zo is transparantie van alle handelingen, online klantenreviews en vertrouwen in die klant de basis van de miljarden aan marktwaarde die Amazon heeft gerealiseerd. Zo is de veiligheid en de kwaliteit van de melk die we drinken en die we op basis van volledig vertrouwen kopen in de supermarkt afhankelijk van de integriteit en het onderling vertrouwen van minimaal vijftien mensen en organisaties. Zo werd Toyota de grootste automobielfabrikant ter wereld door de integriteit van de productie voorop te plaatsen, daarnaar te handelen en voortdurend bij klanten te benadrukken. En zo ging Volkswagen onderuit toen bekend werd dat er gemanipuleerd was met de uitstootwaarden van haar dieselauto’s en dat klanten moedwillig verkeerd waren geïnformeerd.

Als het vertrouwen van klanten wegvalt (mede) vanwege niet integer handelen, dan leidt dat veelvuldig tot economische schade. Denk DSB, Rochdale, TSN, Lehmann Brothers, enzovoort.

Betrouwbare informatie en informatievoorziening zijn belangrijk voor integer handelen van mensen en organisaties. ‘Trust’ en ‘trustworthiness’ kunnen verloren gaan als informatie niet juist is en als informatievoorziening misleidend is. Informatieprofessionals moeten integer handelen om de betrouwbaarheid van informatie en informatievoorziening te beschermen en te waarborgen.

Doen ze dat ook?

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 2, p. 29.

Herdrukt in: W. Bronsgeest, M. Wesseling, E. de Vries, R. Maes, Informatieprofessional 3.0. Strategische vaardigheden die u connected houden (Amsterdam: Adfo Books, 2017), pp. 195-196.

Share This:

We leven in een uitdagende tijd!

De hoeveelheid data neemt enorm toe. Organisaties worden bestookt met allerlei soorten informatie via een enorm aantal verschillende kanalen. Ze verzamelen zelf ook steeds meer data, over klanten en burgers. Vaak weten ze niet eens waarom, maar de mogelijkheden zijn er en het kan ‘misschien nog wel van pas komen’. Opslagservers, ‘on site’ of in de ‘cloud’, zijn dan ook erg in trek. Opslag is goedkoop, immers. Het is allang bekend dat dat niet zo is, maar struisvogels staan er ook om bekend hun kop in het zand te steken.

In de opslagprijzen per gigabyte zijn het gebruik en de terugvindbaarheid van data nooit meegenomen. Maar vanaf 2010 zijn de kosten daarvoor per jaar wereldwijd verdubbeld (tot €11 miljard, ongeveer)! Data behoren immers toegankelijk, vindbaar, betrouwbaar en duurzaam te zijn. Ze worden toch ook opgeslagen om te worden gebruikt. Het information governance regime, nodig voor vertrouwelijkheid, privacy, compliance en erfgoed, vergt met de stijging van de hoeveelheid data meer investeringen in software.

Een voorbeeld.
De kosten per gigabyte zijn bij Portico, een e-depot voor academische literatuur, €9 en er is een stijgende lijn te constateren. Stel dat we wereldwijd een exabyte (een miljard gigabytes) bewaren. Dat is een half promille van de wereldwijd geproduceerde twee zettabytes (twee duizend exabytes) aan data in 2011. We slaan ongeveer 20 % (vierhonderd exabytes) daarvan op. Het bewaren van die ene exabyte kost volgens Portico €9 miljard per jaar. In 2020 produceren we vijftien of twintig zettabytes!
Het is daarbij ook aardig om te weten dat we in Nederland in plaats van een half promille van alle gegenereerde data tussen de 3 en 5 % blijvend bewaren! Dat leidt dus uiteindelijk tot een grote kostenpost! Ach, opslag is goedkoop.

Alles opslaan is een economische illusie, tenminste als we alles toegankelijk, vindbaar, betrouwbaar en duurzaam willen archiveren.

Waarderen, selecteren en vernietigen van data worden enorm belangrijk. Daarom leven wij, als informatieprofessionals, in een uitdagende tijd! Die uitdaging wordt niet alleen veroorzaakt door de effecten die de toename van data in organisaties heeft. Het is vooral uitdagend om in organisaties invloed te verwerven die het mogelijk maakt om informatie toegankelijk, vindbaar, betrouwbaar en duurzaam te maken en te houden. Ik heb het idee dat het daar nogal aan schort. We zijn niet in staat duidelijk te maken wat het belang van goed informatiemanagement is. Integendeel, zou ik haast zeggen.

Alleen al van de gemeenten heeft 80% de digitale informatiehuishouding niet op orde. Dossiers zijn niet vindbaar, beschikbaar en toegankelijk, laat staan duurzaam. In onze organisaties worden we eigenlijk als overbodig beschouwd. De technologie lost het allemaal toch op? Maar die technologie, waar we als informatieprofessionals eigenlijk alleen maar gebruikers van zijn, hapert al jaren. Parlementaire rapporten over falende informatietechnologie en mislukte projecten maken duidelijk dat informatietechnologie moeilijk te regisseren is. Lokale overheden kunnen hun informatietechnologie niet overzien, aansturen en betalen, met als gevolg bezuinigingen, belastingverhogingen en fouten. Data worden onbetrouwbaar, ontoegankelijk en vaak onvindbaar.

Als informatieprofessionals zitten we in een moeilijke positie. De invloed die we nodig hebben om ons werk (informatiemanagement) goed te doen hebben we (nog) niet. We moeten de nadruk leggen waar die behoort te zijn. Niet op technologie, maar op informatie. Daar draait het immers om. Technologie is een middel. Hamer op toegankelijkheid, betrouwbaarheid, vindbaarheid en duurzaamheid. Op waarderen, selecteren en vernietigen. Zoveel mogelijk!

Toets daarop. Zeur daarover. En zeg dat technologie zich daarop moet richten! Altijd. Overal. Ondanks alle ontwikkelingen, hypes en verwachtingen! Wijs op het ‘waarom’ van informatiemanagement. Bescherm informatie ‘with your lives’!

Ik zei toch al dat we in een uitdagende tijd leven?

Voor het eerst gepubliceerd in VHIC’s Sited, nr. 165, maart 2016, 16e jaargang,

Share This: