24 augustus 2010
Werkgevers in Duitsland mogen geen informatie over hun sollicitanten op Facebook opzoeken. Google gebruiken mag nog wel. Het gaat om een wetsvoorstel dat vanaf woensdag kan worden goedgekeurd. Het beperkt de informatie die werkgevers wettelijk mogen verzamelen. Zo wordt het bespioneren van werknemers (bijvoorbeeld door videocamera’s) sterk aan banden gelegd. Volgens Der Spiegel, dat Die Welt en de Süddeutsche Zeitung citeert, mogen bazen nog wel informatie over hun (toekomstige) werknemers opzoeken op professionele kanalen. Iemands profiel nalezen op LinkedIn blijft dus wel toegestaan. Ook informatie die publiek beschikbaar is (dus op Google) blijft buiten schot. Enkel als de informatie in kwestie te oud is, of de persoon in kwestie er geen controle over heeft, is het verboden ze te gebruiken. De vraagt blijft wel waar men de lijn trekt. Informatie die te vinden is op Facebook, is vaak ook terug te vinden via Google, al is het maar via de cache van de zoekmachine. Bovendien valt er moeilijk een verbod te leggen op informatie die vrij beschikbaar is.
Met andere woorden: een Duitse baas mag niet gaan zoeken naar beschamende fragmenten op sociale netwerken. Maar als hij toevallig uitkomt op een foto waar u staat te wildplassen tegen een combi, dan is de kans op imagoschade er niet minder om. Het voorstel past in maatregelen die de privacy van (aankomende) werknemers moeten beschermen. Dat gebeurt na enkele incidenten. Zo heeft supermarktreus Lidl camera’s in toiletten verstopt, en heeft Deutsche Telekom onderzoeken naar werknemers gepleegd, zowel op het interne netwerk als op internet. Die schandalen hebben minister Thomas de Maiziere ertoe gezet met een wetsontwerp te komen. Het document komt komende woensdag ter goedkeuring in de kabinetsvergadering. In de wet wordt tevens het gebruik van camera’s aan banden gelegd. Die mogen alleen maar worden geplaatst waar het absoluut nodig is, zoals bij in- en uitgang van bedrijfspanden. Ook moeten werknemers hierover worden ingelicht. Volgens onderzoek van CareerBuilder gaat 77 procent van alle werkgevers sociale netwerksites af om te kijken wat voor vlees ze in de kuip hebben in een sollicitatieronde. Van die managers heeft 35 procent wel eens een kandidaat afgewezen op basis van hetgeen ze vonden op die persoonlijke pagina’s. Hoewel die cijfers gebaseerd zijn op onderzoek in de Verenigde Staten, geeft het wel een tendens aan. ‘You’d be surprised at what I’ve seen when researching candidates’, zegt Gail, een ‘recruiter’ van een Forune 500-onderneming. ‘We were having a tough time deciding between two candidates until I found the profile of one of them on MySpace. It boasted a photo of her lounging on a hammock in a bikini, listed her interests as ‘having a good time’ and her sex as ‘yes, please.’ Not quite what we were looking for. … Another time I went to a candidate’s site and found racial slurs and jokes’, zo vervolgt hij. ‘And there was yet another instance where a candidate told me he was currently working for a company, yet he left a comment on a friend’s profile about how it ‘sucked’ to be laid off, and how much fun it was to be unemployed!’ Weinig kans dus. In hoeverre een wet dit soort gevolgen kan verhinderen, is nog maar eens de vraag. Wellicht is het verstandiger te proberen wat ‘mediawijsheid’ aan te brengen bij de gebruikers van sociale netwerken.