Category Archives: Archieven

Substitutie: waarborgen voor een wettelijke regeling

Tool 7

Ontwikkeldatum
3 mei 2006

Ontwikkeld door
Van Bussel Document Services

Status
Versie 1.0

Versiedatum
3 mei 2006

Verspreiding
Vrij te gebruiken met vermelding van copyright

Copyright
Van Bussel Document Services V.O.F.

Korte introductie
Artikel 7 van de Archiefwet geeft iedere zorgdrager in principe de mogelijkheid om archiefdocumenten te vervangen door reproducties, waarbij de te vervangen documenten vernietigd kunnen worden. Dit wordt in de wet substitutie genoemd. Voor substitutie is een machtiging nodig van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of van Gedeputeerde Staten, daar waar het gemeenten en waterschappen betreft. Na substitutie nemen de reproducties de plaats in van de oorspronkelijke documenten; ze worden daarmee archiefdocumenten in de zin van de Archiefwet.

Substitutie kan enkel en alleen plaatsvinden als er sprake is van juiste en volledige weergave van de in de te vervangen archiefdocumenten voorkomende gegevens. Substitutie wordt toegepast als op papier geplaatste archiefdocumenten digitaal worden gemaakt of omgekeerd. Als daarnaast blijvend te bewaren archiefdocumenten onvoldoende duurzaamheid hebben om na honderd jaar zonder noemenswaardige achteruitgang raadpleegbaar te zijn dan is de zorgdrager verplicht tot substitutie.

Juist die termijn van ‘honderd jaar’ is een probleem; zonder organisatorische waarborgen is geen enkele gebruikte informatietechnologie in staat om aan die eis te voldoen. De enige uitzondering hier is wellicht microfilm, alhoewel vraagtekens gesteld kunnen worden bij ‘raadpleegbaarheid’. De volledige context van de archiefdocumenten gaat bij microverfilming immers verloren. Sommige papiersoorten zullen de genoemde periode ook kunnen doorstaan, maar dat geldt niet altijd voor de toners van de laserprinters of de inkt van de inktjetprinters die gebruikt worden om dat papier te bedrukken. De digitalisering heeft andere, welbekende duurzaamheidsproblemen.

De duurzaamheidsproblemen van microfilm en papier zijn in ieder geval minder dan die veroorzaakt door de digitalisering. Desondanks vindt substitutie van digitaal naar papier (formeel) niet plaats. Uiteraard worden in de praktijk voortdurend electronisch gegenereerde documenten gemigreerd naar papier (ook de uiteindelijk te bewaren documenten), maar er is nog nooit een machtiging daarvoor aangevraagd. Of er sprake is van juiste en volledige weergave van de opgenomen gegevens valt te betwijfelen. De originele archiefdocumenten worden echter vervangen door papieren exemplaren, die vervolgens als de archiefexemplaren worden beschouwd. Er is dus ontegenzeggelijk sprake van substitutie. In sommige gevallen wordt deze substitutie zelfs gestimuleerd, bijvoorbeeld daar waar de e-mail-strategie gericht is op het afdrukken van de oorspronkelijke mails. Hoewel er voor deze substituties in principe machtigingen nodig zijn, deze evenwel nooit worden aangevraagd, zou actie van de Rijks- en Provinciale archiefinspectie noodzakelijk zijn. Deze blijft echter uit.

Substitutie-aanvragen worden in de praktijk met name aangevraagd voor migraties van (grote) papieren bestanden naar digitale documentenbestanden (bijvoorbeeld bouwvergunningen). Over deze aanvragen wordt over het algemeen negatief beschikt. Hoewel bij het scannen van papieren bestanden en het maken van een image (een afspiegeling) van elk papieren document over het algemeen sprake is van juiste en volledige weergave van de opgenomen gegevens bestaat er te weinig vertrouwen in de electronische beheersomgevingen en te veel vertrouwen in de traditionele technologie van microfilm en papier om deze substituties toe te staan. Er bestaat dus een zekere inconsistentie in het omgaan met substitutie: aan de ene kant gebeurt het continue, zonder machtiging en zonder actie daartegen, aan de andere kant worden machtigingen tot substitutie niet ingewilligd, omdat er geen vertrouwen bestaat in de beheerssituatie na vervanging. Aan de ene kant voortdurende vervanging zonder machtiging, waarbij de authenticiteit van de archiefdocumenten zeer problematisch is; aan de andere kant de authenticiteit van papieren documenten voorop stellen om substitutie naar een digitale vorm tegen te houden.

Zoals eerder opgemerkt is er geen enkele gebruikte informatietechnologie die de absolute garantie kan bieden dat na honderd jaar geen noemenswaardige achteruitgang in raadpleging is te constateren. Dat betekent dat substitutie alleen dan kan plaatsvinden als de nodige maatregelen genomen worden om de raadpleging van de archiefdocumenten te waarborgen. Die maatregelen zijn voor een deel informatietechnologisch van aard, maar voor het belangrijkste deel organisatorisch van karakter. Om substitutie (en eigenlijk iedere operatie waarbij archiefdocumenten worden vervangen door eenzelfde exemplaar op een ander medium) mogelijk te maken zal een ‘gecontroleerde omgeving’ moeten worden ingericht.

Vervanging kan in principe enkel worden toegepast als de kwaliteitskenmerken van de archiefdocumenten worden gewaarborgd. Dit betekent dat authenticiteit, integriteit, controleerbaarheid en historiciteit ingevuld worden op een manier die vorm, structuur en inhoud van de vervangen archiefdocumenten behoudt. Wij hebben een wijze van aanpak ontwikkeld op basis waarvan substitutie kan worden uitgevoerd, met in acht neming van de bestaande wet- en regelgeving. Deze wijze van aanpak dient op ieder te substitueren bestand te worden toegepast.

Download bestand

Share This:

Milieubewegingen gearchiveerd

6 april 2006

Naar aanleiding van de overdracht van het archief van Stichting Natuur en Milieu aan het IISG en daarbij de overdracht van drie van de vier oprichtende organisaties is het mogelijk geworden iets te zeggen over de ontwikkeling van de archiefsystemen van deze organisaties. Zolang er nog geen verdergaand historisch onderzoek naar deze organisaties is gedaan is het moeilijk een reconstructie te maken van de archiveringssystemen in de loop van hun bestaan. De archiefsystemen van de Nederlandsche Vereeniging tegen Water-, Bodem en Luchtverontreiniging en de Contact-Commissie Natuur- en Landschapsbescherming laten duidelijk zien dat het hier gaat om kleine, particuliere organisaties. De bestuursstukken en de correspondentie waren ondergebracht in series, voor de activiteiten werden dossiers aangelegd. Opvallend was wel dat de Contact-Commissie al in een vroeg stadium een classificatie ontwierp voor de ordening van haar archief. Dit registratuurplan heeft vanaf het eind van de jaren dertig tot in de jaren zeventig gefunctioneerd. Stichting Centrum Milieuzorg heeft maar zo kort bestaan dat het alfabetisch ordenen van de correspondentie voor het grootste deel van het archief volstond. Dat gold niet voor Stichting Natuur en Milieu, opgericht in 1972 door de drie bovengenoemde organisaties en Vereniging Natuurmonumenten. Aanvankelijk werd nog de classificatie van de Contact-Commissie gebruikt, maar de toename van de activiteiten was zo groot dat die niet meer voldeed. Hoe langer hoe meer werd het archiefbeheer aan het toeval overgelaten. Nog steeds werden series van bestuurs- en andere vergaderstukken gevormd, alsmede van de uitgaande correspondentie. Het vormen van dossiers ten aanzien van activiteiten werd overgelaten aan de medewerkers zelf, waardoor grote verschillen ontstonden in de mate van toegankelijkheid van de dossiers. Alleen door de grote continuïteit in de personele bezetting van de werkorganisatie was het mogelijk een vorm van continuïteit in het archiefbeheer te behouden. Voor het ontwikkelen van daadwerkelijk archiefbeheer was de stimulans van de overdracht en het contact met een erfgoedinstelling als het IISG noodzakelijk.

Bernard Mantel

Continue reading

Share This:

De selectie van informatie: het fenomeen

6 januari 2006

Het functioneren van de Westerse samenleving is in de laatste decennia afhankelijker geworden van de exponentieel groeiende hoeveelheid beschikbare gegevens en de informatie die eraan ontleend wordt. Diverse onderzoeken die naar de groei van de informatiemassa zijn ingesteld komen uit op een groeicijfer in de jaren na 1950 van om en nabij de 10 % per jaar. Bij veel van de geproduceerde informatie past de vraag in hoeverre die bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen van de organisatie. Veel van de aangeboden gegevens zijn nauwelijks bruikbaar. De informatieconsumptie, de kennisneming van alle aangeboden informatie en het gebruik ervan, blijft ver bij die groei achter. Geconfronteerd met deze enorme informatiestroom is de gebruiker niet meer in staat de herkomst, betrouwbaarheid en bruikbaarheid van die informatie vast te stellen. Daarnaast: het handelen van mensen en instellingen blijkt – na een bepaalde grens – zeer informatie-ongevoelig te zijn. De verbetering van de kwaliteit van de besluiten is verwaarloosbaar klein in vergelijking tot de hoeveelheid informatie die daarvoor wordt gebruikt. Dat heeft te maken met het feit dat de bruikbaarheid in belangrijke mate wordt bepaald door de context van de verkregen gegevens. Verder bleek dat deze grote informatiemassa enorme eisen stelde aan opslag, beheer en toegankelijkheid. Via het inzetten van innovatieve computersystemen en speciaal ontwikkelde database- en document-managementsoftware (DMS) werd ernaar gestreefd zowel het opslagprobleem de baas te worden als alle niveaus van de organisatie tijdig van relevante, correcte en noodzakelijke informatie te voorzien. Belangrijk zowel voor opslag als voor informatievoorziening is het fenomeen informatieselectie, dat de basis vormt voor een verantwoorde keuze van relevante gegevens uit de informatiemassa die de huidige samenleving produceert. Het maken van een verantwoorde keuze impliceert ook de onontkoombare vernietiging van irrelevante informatie.

Geert-Jan van Bussel


Continue reading

Share This:

Opleidingen: het alpha en omega van een professie

Opleidingen: het alpha en omega van een professie

Het is onmogelijk om de volledige ins-and-outs van een kennisdomein te beheersen. Kennisdomeinen putten uit een of meerdere wetenschappen. Deze zijn de bron van de kennis die alle beroepsbeoefenaren nodig hebben om hun werkzaamheden op een verantwoorde manier uit te voeren. Opleidingen richten zich op de basiscompetenties die studenten nodig hebben om te kunnen functioneren in de dagelijkse praktijk. De laatste decennia hebben vele kennisintensieve beroepen zich gelieerd aan een wetenschappelijke of hbo-opleiding. Denk aan accountants, organisatieadviseurs, belastingadviseurs en ICT-auditors. Beroepsverenigingen stelden certificatieprogramma’s op om te een minimaal kwaliteits- en kennisniveau te waarborgen. De opleidingen zelf werden geaccrediteerd om de kwaliteit te waarborgen. De beroepsgroepen zelf zijn aan de opleidingen verbonden via adviescommissies, opleidingscommissies e.d., en werken veelal uitgebreid samen bij het vaststellen van beroepscompetenties. De eisen die voor certificatie worden gesteld waarborgen dat de opleidingen in ieder geval een minimaal kwaliteits-niveau realiseren.
Continue reading

Share This:

Het begrip context vanuit archiefwetenschappelijk perspectief.

13 september 2005

Het begrip ‘context’ is in de jaren negentig van de twintigste eeuw in zwang geraakt binnen de archiefwetenschap. Dit betekent overigens niet dat archivarissen daarvoor niet met ‘context’ bezig waren. Ze gebruikten de term niet, maar hielden bij onderzoek van archieven altijd rekening met de omgeving waaruit het betreffende archief voortkwam. In zijn algemeenheid wordt vervolgens ook met het begrip ‘context’ de omgeving bedoeld die het archief genereert, structureert en bevraagt. Maar dit is wel een heel algemene aanduiding die niet of nauwelijks specificeert wat er nu met de term ‘context’ wordt bedoeld. Context en archief worden op verschillende manieren afgebakend (if all) en veelal worden de contextuele verschijnselen tot een omschrijving van het begrip ‘context’ gebombardeerd. De algemene omschrijving hierboven definieert het begrip ‘context’ bijvoorbeeld al op basis van datgene wat met het archief gebeurt; als definitie blijft eigenlijk alleen ‘omgeving’ over. De omschrijvingen geven dus wel aan wat tot de context van het archief moet worden gerekend, maar veelal niet wat ‘context’ zelf is. Verwarrend wordt het vervolgens als op basis van wat tot de context van het archief wordt gerekend, onderscheid wordt gemaakt in meerdere ‘contexten’.

Geert-Jan van Bussel
Ferdinand Ector


Continue reading

Share This:

Vakblindheid

Vakblindheid
Wat mij in de afgelopen jaren zo vaak is opgevallen is hoe breed ons vakgebied is. Informatiebeheer en informatieverwerking zijn domeinoverstijgend. Informatievoorziening is binnen organisaties onontkoombaar. Iedere medewerker heeft er mee te maken, is het niet om oude dossiers op te sporen dan toch wel om een ingewikkelde zoekactie via Internet uit te voeren of een documentenbase te bouwen. Informatici, bedrijfs- en bestuurskundigen, archivarissen, documentair informatieverzorgers, informatie-architecten: allen houden zich bezig met de organisatie van de informatievoorziening. En geen enkele organisatie heeft geen archief, geen databeheer, geen informatiestromen, geen informatie-architectuur.


Continue reading

Share This:

Opleiden van archivarissen

3 mei 2005

Op 8 juni vindt in Ottone in Utrecht de Algemene Ledenvergadering
van DIVA plaats. De ALV begint om 9:45 uur. Na het einde van de
vergadering, aansluitend dus, gaat het congres ‘Opleiden van
archivarissen: een gezamenlijke verantwoordelijkheid’ van de
Archiefschool van start. Tijdens dit congres staat een aantal
fundamentele vragen centraal. Zo wordt bekeken welke wensen het
archiefwezen heeft met betrekking tot de opleidingen, welke
mogelijkheden de opleidingen hebben om deze wensen te realiseren en wat
de opleidingen nu al doen om aan deze wensen tegemoet te komen.
Informatie over het programma en aanmelding vindt u op de website van
de Archiefschool.

Share This:

Archivering van databases.

3 mei 2005

Het archiveren van databases is in de discussies over digitale archivering over het algemeen een redelijk vergeten hoofdstuk. Over het algemeen komen de opvattingen er op neer dat de database in zijn geheel moet worden bewaard ofwel in het oorspronkelijke format, inclusief het databasemanagement programma dat de database heeft gegenereerd ofwel als een ASCII-bestand met veldscheiding en een uitgebreide beschrijving van de organisatorische en technische context van de database. De Uitvoeringsregeling van artikel 12 van het Archiefbesluit 1995 is wat dat betreft zelfs zeer specifiek: ‘Het oorspronkelijke opslagformaat of ASCII (flatfile, met veldscheidingstekens), vergezeld van documentatie bij voorkeur in XML-DTD over de structuur van de database (tenminste omvattende een compleet logisch datamodel met beschrijving van entiteiten); queries dienen in de vraagtaal SQL (SQL2) te worden vastgelegd’. Buiten het feit dat niet is vastgelegd welke ASCII-variant gebruikt moet worden, wordt er hierbij vanuit gegaan dat de gehele database wordt gearchiveerd. De vraag is of dat wel een juiste veronderstelling is.
Geert-Jan van Bussel

Continue reading

Share This:

Het einde van de .pst-bestanden

1 mei 2005

Voor systeembeheerders die een dagtaak hebben aan het archiveren van overvolle mailboxen is er hoop: E-mail Archiving On Demand.


Continue reading

Share This: